

Een artikel met de titel The Date-Line in het novembernummer 1899 van The Century Illustrated Monthly Magazine begon met een waarschuwing: het jaar 1900 is nog niet het begin van de 20e eeuw, het is slechts het einde van de 19e. Een eeuw, honderd jaar, is pas voltooid wanneer het honderdste jaar is verstreken - in dit geval het jaar 1900.
Het blad vraagt zijn lezers daarom met aandrang om het begin van de 20e eeuw pas op 1 januari 1901 te vieren. De (onbekende) schrijver van het artikel geeft wel toe dat ronde getallen, met hun vette nullen, “een onevenredig gewicht in onze feilbare menselijke geest hebben”.
Naast de “Salon voor religieuze kunst van Durendal,” die net voor nieuwjaar de deuren al opende, wordt het een vrij rustig voorjaar.
15.01.1900 | LE JOURNAL DE BRUXELLES


15.01.1900 | DURENDAL

Dat rustige voorjaar geeft Jef Leempoels alle tijd om het portret van koning Leopold II af te werken. Het moet klaar zijn om in mei tentoongesteld te schitteren op de “Exposition Internationale” in Parijs.

Oostende is in 1900 een mondaine badstad waar onder leiding van Albert Bouchery, apotheker en uitgever, sinds 1895 tweemaal per week de krant “Le Carillon” verschijnt. In de drukke zomermaanden loopt dat zelfs op tot zesmaal per week, met als extra een geïllustreerde bijlage van twee pagina’s in het weekend, wat het totaal dan op 6 pagina’s brengt.

De krant is van liberale strekking en naast divers internationaal, nationaal en lokaal nieuws brengt “Le Carillon” ook stukjes trivia die de lezer wat meer kennis over Oostende en België moet verschaffen. In het nummer van 3 maart 1900 gaat het over o.a. over karnaval en de geschiedenis van de Muntschouwburg.
En publiciteit natuurlijk; véél publiciteit. Voor hotels en restaurants, voor gezond mineraalwater (Giesshübler, the empress of table waters – sole agent: A. Bouchery), voor leningen en beleggingen (“grands et petits capitaux”) en verder alles wat de beter gegoede bezoeker van Oostende kan interesseren.
Onderaan op de laatste pagina staat dit,

Het beslaat een derde van de paginahoogte, maar het is niet echt een advertentie; daarvoor lijkt de info mij niet specifiek genoeg. Mogelijk is het een soort vriendendienst van Bouchery aan Georges Nagelmackers om diens nieuwe geïllustreerde weekblad onder de aandacht te brengen.
Kort voor 1900 kwam Nagelmackers, de man van de “Compagnie Internationale des Wagons-Lits” en de “Orient Express”, met de idee om een geïllustreerd weekblad uit te geven: “le Transcontinental”. Het blad werd gratis verdeeld in de wagens van de Express en wie het rustig thuis wilde lezen kon een abonnement nemen voor twintig francs per jaar.
De hoofdzetel is uiteraard in Parijs – de vertrekplaats van de Express – maar de sterke binding met Brussel is overduidelijk te merken aan het aantal Belgische litteraire en artistieke medewerkers, waaronder we ook Jef Leempoels en een aantal van zijn collega’s mogen rekenen. Opvallende namen vinden we bij de Russische medewerkers, Léon Tolstoï, Anton Tsjechov en Leo Pasternak!
Of het weekblad een succes werd – of dat het ooit zelfs maar verschenen is – is nog onduidelijk. Op de goed gedocumenteerde sites van “KBR”, “Gallica” en “Internet Archive” is er alleszins (nog) geen spoor van te vinden…
Van de hand van Jules Du Jardin (van o.a. “La Réforme”) verschijnt bij uitgeverij Arthur Boitte in Brussel het 6e deel van “l’Art Flamand”, met als ondertitel “Les Artistes Contemporains, 2ème partie”.
In een uitgebreid artikel gaat hij diep in op de invloeden van de “Ecole Allemande” en de psychologie achter de werken van Jef Leempoels. Stevige kost, enkel voor liefhebbers!

In februari is er een tentoonstelling in Karlsruhe. Twee lokale kranten brengen daarover uitgebreid verslag en zo weten we dat minstens twee van Leempoels’ werken aanwezig waren: “le Printemps” en “l’Ergoteur”. Dat laatste krijgt meteen het stempel “een echt museumstuk”; “le Printemps” kan minder op begrip rekenen.
10.02.1900 | BADISCHE LANDES-ZEITUNG

11.02.1900 | KARLSRUHER ZEITUNG

Vanaf maart is de aandacht gericht op de Wereldtentoonstelling in Parijs en het portret van Leopold II.

27.03.1900 | LE VINGTIÈME SIÈCLE

19.04.1900 | L’INDÉPENDANCE BELGE

Voor wie de familiebanden binnen het Belgische koningshuis niet (meer) zo goed kent: de schoonbroer van prins Albert, die hem vergezelde naar het atelier van Jef Leempoels, is Karel Anton Frederik Willem Lodewijk van Hohenzollern, de echtgenoot van prinses Joséphine, Albert’s oudere zus.

l'Art Moderne komt nog snel met een rechtzetting vooraleer iedereen naar het portret van Leopold op zoek gaat in de Belgische sectie voor Schone Kunsten. Sorry beste lezers, het zetduiveltje heeft toegeslagen… Het portret is te bewonderen in het Belgische paviljoen.
22.04.1900 | L’ART MODERNE

Tenminste… als Jef Leempoels nog tijdig de transportschade kan oplappen.
11.05.1900 | LE COURRIER DU SOIR

Ondanks de vertraging was het toch plezant op de opening. Brusseleirs onder elkaar, zo te lezen.
11.05.1900 | LE PETIT BLEU DU MATIN


Het boek “Die Pariser Weltausstellung in Wort und Bild” onder redactie van Dr. Georg Malkowsky (Kirchoff & Co, Berlijn, 1900) geeft op blz. 147-148 een goede beschrijving van waar de bezoeker van het Belgische paviljoen zich aan mag vergapen. Na een uitgebreide beschrijving van de geschiedenis van het stadhuis, gaat het over hoe het binnen uitziet:

"Le Patriote" vraagt zich af of Leopold II wel echt de "ereplaats" in het paviljoen gekregen heeft:
13.05.1900 | LE PATRIOTE

Gelijktijdig met deze Wereldtentoonstelling zijn uiteraard ook de kunstenaars aanwezig. De Belgische schilders zijn ingedeeld in Groupe II (Œuvres d’art), classe 7 (Peintures, cartons et dessins)

Jef Leempoels heeft blijkbaar al zijn tijd in het portret van Leopold II gestoken, zodat hij voor de officiële tentoonstelling maar één werk instuurt: Amitié, dat een paar jaar eerder ook al in Parijs te zien was. De verslaggever van “l’Indépendance Belge” noemt het “précision et influence de Breughel”.
De man van het “Neues Wiener Tagblatt” voelt zich, naar eigen zeggen, een beetje ongemakkelijk bij het zien van alle ellende en aftakeling die de Belgische kunstenaars de bezoeker in de maag splitsen.
06.07.1900 | NEUES WIENER TAGBLATT

De wandelgangen zijn de plek bij uitstek om allerlei nieuwtjes uit te wisselen. De verslaggever van “le Soir” heeft het volgende “fait divers” opgevangen in de perskelder van het Belgisch Paviljoen.
15.07.1900 | LE SOIR

De koning portretteren, dat was "gene cadeau". Dat verhaaltje zal men de volgende jaren nog regelmatig oprakelen en beetje bij beetje weten de journalisten Leempoels wat meer details te ontfutselen over de achtergrond van deze opdracht.
De beloningsjury in Parijs is dit jaar bijzonder gul voor de Belgische delegatie:
17.07.1900 | LE SOIR

Diezelfde week nemen tal van andere kranten deze erelijst over, o.a. “La Meuse”, “Het Laatste Nieuws”, “l’Indépendance Belge” en “Journal de Bruxelles”. Deze laatste eindigt triomfantelijk met deze uitspraak: “Quarante-deux distinctions, c’est un joli lot... surtout que soixante-neuf concurrents seulement se les disputaient, dit-on --- les artistes morts n’étant pas admis au concours.”
Later in het jaar verschijnt in "Die Kunst für Alle" nog een terugblik op de Salon, van de hand van ene E.N. Pascent, een recensent die we eerder nog niet hoorden.
15.11.1900 | DIE KUNST FÜR ALLE

Trouwens, als Pascent Leempoels’ werken "Philistrositäten" noemt, bedoelt hij dat ze "bourgeois" zijn, "bekrompen" en getuigen van "intellectuele vooringenomenheid". Het zijn géén complimenten!
In het “Kunstausstellungsgebäude” aan de Königsplatz in München verzorgt de “Münchener Secession” haar 9e salon. Jef Leempoels is aanwezig met zijn arbeiders die de volle goedkeuring wegdragen van de recensent in de Düsseldorfse “Generalanzeiger”.


05.07.1900 | GENERALANZEIGER FÜR DÜSSELDORF

Even terzijde: later dat jaar ontstond er onenigheid binnen de “Verein bildender Künstler Münchens” die in 1892 ontstond. Een groepje dat ontevreden was over de conservatieve aanpak, stapte op en richtte “Phalanx” op. Kandinsky werd als voorzitter gekozen. Phalanx organiseerde 12 tentoonstellingen voor de vereniging in 1904 ontbonden werd.

De “Münchener Secession” ging gewoon verder en bestaat vandaag nog altijd. Enkel tussen 1938 en 1946, in de periode dat de Nazi’s aan de macht waren, was deze “vrije kunstgroep” officieel verboden.
De “muze” of “Athena” van Franz von Stück, die jarenlang de affiches sierde, is nog altijd haar logo en haar huidige ondertitel is “Verein Bildender Künstlerinnen und Künstler”.
In ongeveer dezelfde periode – van 5 mei tot 16 september – loopt in Berlijn de “Grosse Berliner Kunstausstellung”, waar de Belgische pers dit jaar amper aandacht aan besteedt.
Jef Leempoels heeft op veilig gespeeld en drie “oudere” werken ingestuurd. Twee daarvan zijn te koop en om dat nog wat te pushen zijn Jezus Christus en Rêverie / Droomerij / Träumerei netjes afgebeeld in de Katalogus.

Jean Paar schrijft na zijn bezoek aan de tentoonstelling het volgende in “Camera Obscura”

Terug naar Brussel, want daar is een nieuwe kunstkring opgericht, de “Société nationale des aquarellistes et pastellistes de Belgique”. Op 25 mei openen zij hun eerste tentoonstelling in het Musée Moderne. Leempoels' carrière begon met aquarellen. Het is dus niet verwonderlijk dat we hem hier terugvinden.

25.05.1900 | HET VADERLAND

08.06.1900 | JOURNAL DE BRUXELLES

We vinden Jef Leempoels terug in de catalogus met 4 werken, waaronder “Le Bibliophile” (het onverkochte werk op de salon van 1887) en “Joueur de Flûte” uit 1886 (het portret van Gustave Colet)

Henry Vaes heeft het erover in het juni-nummer van Durendal
15.06.1900 | DURENDAL

Als stilaan alle commotie rond de Parijse Wereldtentoonstelling weggeëbd is, komt er in eigen land de “Triënnale van Brussel” er aan. En daar zijn blijkbaar wat probleempjes, zo blijkt uit de commentaar in Le Soir. Het eerste is van organisatorische aard; de “Société des Beaux-Arts” wil met de officiële naam van de Salon aan de haal gaan. En het tweede probleem zijn de “flaminganten” die de organisatoren, op hun eigen manier, nog eens op stang jagen...
06.09.1900 | LE SOIR

Jef Leempoels - mogelijk een van die flaminganten - heeft vier werken ingediend, waaronder zijn schetsen voor het portret van Leopold II. Ze hangen allemaal in zaal 18, dicht bij het buffet.

Voor zover bekend is dit de eerste keer dat Leempoels de Kindermansstraat opgeeft als officieel adres. Op nummer 3 huurt hij een aantal jaren – vermoedelijk tussen 1897 en 1903 – een werkplek bij Fanny Bicheroux, de weduwe van Frans Meerts (1836-1896). De “Annuaire du Commerce” (de “Almanach”) van 1898 t/m 1904 vermeldt naast Leempoels ook Guillaume Van Strijdonck (1861-1937) en Charles Houben (1871-1931) als bewoners van het pand. Zij hadden daar dus ook een tijdlang hun studio.
Waarschijnlijk is de weduwe Meerts rond 1903 verhuisd of overleden, want rond die tijd neemt de Franse opera-zangeres Marie Delna (geboren Ledant) haar intrek aan de Kindermansstraat 3. In april 1904 trouwt zij met de markies Adolphe Prier de Saône en vanaf 1905 vermeldt de Almanach zijn naam.
Het huis heeft intussen plaats gemaakt voor een flatgebouw, gekneld tussen de Armeense Kerk van Sint Magdalena (uit 1985) en een huis in beaux-arts stijl (uit 1929).


Van Strijdonck was een van de originele Vingtisten die eerder realistisch schilderde en naderhand met zijn kleur- en lichtstelling meer bij de impressionisten aanleunde. “De oude man en de drie jongemannen” en “Werken in de tuin” zijn typisch voor zijn werk.

Houben studeerde bij Alfred Bastien en bij Jef Lambeaux en maakte tijdens WO I deel uit van de “Section Artistique” van het leger. Zijn impressionistische stijl is duidelijk in de onderstaande twee werkjes die hij in Venetië maakte.

Net als Jef Leempoels hield Houben van de Belgische kust en zijn hinterland. Dat levert werken op die veel gelijkenis tonen met sommige landschappen die we ook uit Leempoels’ œuvre kennen.
06.09.1900 | LE SOIR


We weten intussen dat je in de wandelgangen van zo’n tentoonstelling allerlei verhaaltjes hoort. Vandaag noemen ze dat “hearsay”, en niemand zou dat nog durven brengen, zonder het eerst te controleren. “Het Vaderland” doet dat toch, en begint met “Men zegt dat…”. Aan de lezer om te checken!
17.09.1900 | HET VADERLAND

Tussen het schilderen en het exposeren door is er altijd tijd voor een moment van verpozing, van socializing, van networking... Jef Leempoels is te gast op een feestje bij het echtpaar Eugène Fichefet van wie hij vorig jaar de portretten geschilderd en tentoongesteld heeft. Dat is uiteraard een uitgelezen plek om over kunst te praten én… nieuw cliënteel te winnen.
04.10.1900 | LE JOURNAL DE BRUXELLES

"Waar is dat feestje?" In de ledenlijst van de “Société Belge de Géologie, de Paléontologie et d’Hydrologie” van 1887 staat de vermelding “FICHEFET, E., Entrepreneur, Membre de la Chambre des Représentants, 2, avenue de Tervueren, à Bruxelles.” Dat zou betekenen dat het feestje doorging in één van de huizen op de foto hieronder, mogelijk het mondaine “optrekje” in het midden.

Let ook even de op de tramway die voor de deur passeert. Eugène Fichefet is een van de drie Fichefet Frères, Arthur, Eugène en Jean, die eind 19e eeuw volop investeerden in modern stedelijk vervoer. Zij hadden o.a. contracten lopen met de Spaanse regering en waren betrokken bij de aanleg van een tramnet op Tenerife; de Línea FC van Santa Cruz de Tenerife naar San Cristóbal de la Laguna.
De Fichefets speelden al lang voor 1900 met de idee om in Brussel een goed uitgebouwde “Métropolitain” aan te leggen. Een project dat in 1976 eindelijk gerealiseerd werd.
01.10.1900 | DEUTSCHE RUNDSCHAU

Een van de laatste persstukjes over de Salon de Bruxelles is dit uit l’Indépendance waarin ze melding maken van een portret van een dame “met zwart krullend haar en een frisse transparante huidskleur”. Het gaat vermoedelijk om het “Portrait de Mme X***” in de catalogus, maar wie deze leuke verschijning was, komen we spijtig genoeg nog steeds niet te weten.
21.10.1900 | L’INDÉPENDANCE BELGE

En nog meer feest: een banket in het hotel Métropole ter gelegenheid van de opening van de “Eeuwfeest-tentoonstelling 1800-1900”, van de “Koninklijke Academie voor Schone Kunsten”.
20.11.1900 | JOURNAL DE BRUXELLES



Peter D’Hondt, de bibliothecaris van de Academie royale schreef hierover een ruim 200 pagina’s tellend werk met de titel “Notice historique publiée à l’occasion centennaire de la réouverture de l’académie royale 1800-1900”. Hierin lezen we onder andere dat in het academiejaar 1888-1889 het instituut 848 leerlingen telde. Op het einde van het jaar zien een aantal leerlingen hun inspanningen speciaal bekroond:

Verder is de allerlaatste pagina van dit werk interessant; daar vinden we de lijst van professoren in 1900. Het gaat hem dan niet alleen om de namen, maar vooral om de vakken die ze geven.

Op dinsdag 27 november 1900 gaan bij Lepkes in Berlin SW een aantal collecties onder de hamer. Het gaat o.a. om olieverfschilderijen en aquarellen van de voormalige “Stabsartz Herrn Dr. Juliusberg” en aquarellen van “professor Wilhelm Streckfuss”. Lot 158 van deze veiling is een pentekening van “Rêverie”, van Leempoels, door hem ondertekend.
27.11.1900 | RUDOLPH LEPKES’s KUNST-AUCTIONS-HAUS

Leopold II beheerste het nieuws in het begin van het jaar en Leopold II sluit het jaar ook af. Zijn portret is na zijn Parijse omzwervingen terug in Brussel aanbeland.
30.11.1900 | JOURNAL DE BRUXELLES

De Brusselse uitgeverij Dietrich, een Belgisch pionier op het vlak van postkaartuitgiften, heeft een grote reproductie op beperkte oplage gedrukt die ze te koop aanbieden aan de prijs van 25 francs (of 50 fr. als ze persoonlijk gehandtekend is door Jef Leempoels)
30.11.1900 | LA RÉFORME

Fait divers: Jef is niet de enige met artistieke ambities. In drie opeenvolgende edities van de "Annuaire du Conservatoire Royal de musique de Bruxelles" vinden we Hélène Leempoels terug in de lijsten. Ze studeert voordracht in de groep "jeunes filles" onder Mlle. Jeanne Tordeus (1842-1911) de eerste Belgische actrice die in de Comédie Française in Parijs werkte.
De opgelegde wedstrijdstukken waren: in 1899 "Les Enfants d’Edouard" van Casimir Delavigne) waarin Hélène de rol van Edouard heeft; in 1900 "Brittanicus" van Racine, waarin zij de rol van Junie had; en in 1901 "Louison" van A. de Musset, waarin ze de rol van Louison vertolkt.
Haar prestaties gingen elk jaar in stijgende lijn: in 1899 kreeg ze een eervolle vermelding, in 1900 een tweede prjis en in 1901 een ‘premier prix’. De volgende jaren staat haar naam niet meer in het palmares. In 1901 werd ze 21 jaar. Dan is ze waarschijnlijk niet langer ‘jeune fille’ en krijgen haar studies als vroedvrouw de voorrang.

Comments