
Mogen tentoonstellen op prestigieuze plaatsen is eervol. De beslissing mogen nemen over wie op die plekken mag tentoonstellen is nog eervoller. En die eer valt Jef Leempoels in 1903 te beurt.
21.01.1903 | ROTTERDAMSCH NIEUWSBLAD

Eind januari 1903 verschijnt het nieuws in diverse kranten: ‘l’Etoile Belge’, ‘Journal de Bruxelles’, ‘Le Patriote’, ‘Le Vingtième Siècle’, enz. De laatstgenoemde licht het belang van de nominatie van Jef Leempoels nog even toe.
21.01.1903 | LE VINGTIÈME SIÈCLE

Het is niet meteen duidelijk welke editie van de ‘Exposition Internationale des Beaux-Arts de la Principauté de Monaco’ Leempoels mee mag aansturen. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat het om die van 1903 gaat, want die gaat al op 14 februari van start. Die van een jaar later is plausibeler.
Van beide jaargangen is de catalogus te raadplegen in de ‘Bibliothèque municipale de Nice’; het zou interessant zijn om te checken welke keuzes Leempoels gemaakt heeft; vooral in het kader van de meningsverschillen die de Salon van Gent 1902 overschaduwden.
Inmiddels mag Leempoels zelf uitpakken met een tentoonstelling in de ‘Cercle artistique’.
10.02.1903 | L’INDÉPENDANCE BELGE

Dit is interessant nieuws; de vermelding van een nieuw portret dat na deze tentoonstelling zo goed als zeker aan zijn rechtmatige eigenaar overhandigd is, en nooit meer elders geëxposeerd.

Het gaat om het portret van de populaire Franse tenor Jean Baptiste Georges Imbart de La Tour (1865-1911). Hij studeerde in 1889 ‘cum laude’ af aan het Parijse Conservatoire en maakte zijn toneeldebuut in 1890 in Genève. In 1893 trad hij op in de ‘Opéra-Comique in Parijs’, als Don José in ‘Carmen’ en als Gérald in ‘Lakmé’. In 1895 werd hij in dienst genomen door het operahuis van Marseille.
Vanaf 1897 was hij eerste tenor van het ‘Théâtre de la Monnaie’ in Brussel, waar hij optrad in ‘Tannhäuser’, ‘Lohengrin’, ‘Aida’, ‘Roméo et Juliette’, ‘Samson et Dalila’ en ‘Hérodiade’. In De Munt zong hij ook de premières van ''Fervaal'' van D'Indy en ''Tijl Uilenspiegel'' van Jan Blockx.

Hij bleef verbonden aan de Brusselse Munt tot 1904, maar deed tussendoor ook gastoptredens in grote operahuizen in Parijs, Londen en New York. Imbart de la Tour overleed op 08.09.1911 in Bouillon.
Met Imbart’s promotiefoto’s van de Brusselse fotografen ‘Dupont-Emèra’ en ‘Klary’ als referentie zou men vermoeden dat Leempoels een heel flamboyant portret neergezet heeft…
Het is ter gelegenheid van deze tentoonstelling dat Jef Leempoels op 12 februari 1903 onderstaande brief schrijft waarin hij Paul Lambotte uitnodigt op zijn tentoonstelling in de Cercle

Lambotte dook een paar jaar eerder al eens op en nu blijkt dat Leempoels’ gut feeling terecht was: deze man is echt niet de eerste de beste: hij is intussen secretaris van de Koninklijke Maatschappij voor Schone Kunsten, secretaris van de Driejaarlijkse Tentoonstelling van Brussel in 1903, lid van de Belgische commissie van de Wereldtentoonstelling van Saint-Louis in 1904 en secretaris van de Belgische afdeling van Schone Kunsten.
Lambotte wordt in 1910 directeur en in 1927 directeur-generaal van Schone Kunsten. Tijdens WO I is hij Minister van Schone Kunsten in de regering in ballingschap en vanaf 1920 regeringscommissaris voor tentoonstellingen van Schone Kunsten.
Sommigen noemen het platte mouwvegerij, maar het was een kwestie van ‘opeten of opgegeten worden’. Leempoels besefte maar al te goed dat de concurrentie achter de hoek stond en hij dacht te weten bij wie hij het best terecht kon om zijn koppositie zo lang mogelijk vol te houden.
12.02.1903 | BRIEF AAN PAUL LAMBOTTE

Merk op dat Leempoels zelf zegt : ‘Le public belge n’a pu suivre mes travaux par ma presque complète abstination de nos Salons ...’
Paul Lambotte zal later, in zijn functie van directeur-generaal, ook ‘artistiek raadgever achter de schermen’ zijn van koningin Elisabeth. Dan zal blijken of Jef Leempoels’ inspanningen om in zijn gunst te komen echt geloond hebben.
Voorlopig is er geen vuiltje aan de lucht: Leempoels krijgt volop aandacht voor zijn tentoonstelling die amper een week duurt. Op 13.02 verschijnt de eerste recensie in ‘Le Soir’; op 14.02 in ‘l’Étoile Belge’; op 17.02 in ‘Le Vingtième Siècle’; op 19.02 in ‘Le Patriote’; op 21.02 in ‘Le Réforme’, ‘Le Soir’ en ‘l’Echo de Paris’; op 22.02 in ‘Le Matin’; op 24.02 opnieuw in ‘Le Vingtième Siècle’; en op de sluitingsdag, 26.02 in ‘Journal de Bruxelles’. Is er nieuws te melden? Oordeel zelf :
17.02.1903 | LE VINGTIÈME SIÈCLE

19.02.1903 | LE PATRIOTE

20.02.1903 | LA RÉFORME

21.02.1903 | LE SOIR

Monsieur Buls, met wie Leopold II een lang gesprek voerde, is uiteraard Karel (Charles) Buls, de man die van 1881 tot 1899 Brussels burgemeester was. Net als Leopold was hij een groot voorstander van stadsvernieuwing, maar hij opteerde eerder voor conservering en restauratie i.p.v. radicale afbraak en nieuwbouw. Dankzij de inspanningen van Buls zijn verschillende historische gebouwen bewaard gebleven die anders vrijwel zeker ten prooi gevallen waren aan de sloopmachines van overijverige bouwpromotoren.

In Parijs, waar Leopold II nog altijd een graag geziene gast en mediafiguur is, weten ze blijkbaar altijd iets meer dan de collega’s van de Belgische schrijvende pers…
21.02.1903 | L’ECHO DE PARIS

…of ze denken dat toch. Want de redacteur van ‘le Vingtième siècle’ is er niet zo zeker van dat ‘le bon Jef’ meegelachen heeft.
22.02.1903 | LE VINGTIÈME SIÈCLE

Even recapituleren voor een goed begrip: volgens ‘Le Soir’ kwam Leopold II in de ‘automobile royale’ en volgens ‘l’Echo de Paris’ kwam hij ‘incognito’…
Leopold II reed in 1902 (of realistischer: liet zich rijden) in een door Alexandre d’Ieteren gebouwde berline op een Panhard chassis. Volgens het ‘Bulletin officiel du Touring Club de Belgique’ waren er op dat ogenblik in België net geen 2.000 ‘automobielen’ geregistreerd. De kans dat de vorst in dit vehikel ‘incognito’ kon rondrijden is dus vrij klein.
De tentoonstelling was in de Cercle, in de Vauxhall. Als Leopold op het Paleis was, hoefde hij in principe enkel de straat over te steken en pakweg 500 meter door het Warandepark te wandelen. Met ‘incognito’ bedoelde de journalist waarschijnlijk dat de vorst ‘in burgerpak’ op stap was en zijn uniform, zijn kepie, zijn sabel en andere regalia in de kleerkast had laten hangen. Met zijn lengte van 1.90 en zijn witte baard was het voor hem sowieso moeilijk om onopgemerkt in het openbaar te verschijnen.

Oscar Maus is niet meteen een groot liefhebber van Leempoels, maar hij hoopt dat de levendigheid en de souplesse die het portret van Imbart de la Tour uitstraalt, een kentering inluidt in Leempoels’ œuvre.
22.02.1903 | L’ART MODERNE

23.02.1903 | LE VINGTIÈME SIÈCLE

De bezoeksters op zaterdag zijn Maria van Hohenzollern-Sigmaringen, de echtgenote van Prins Filips en moeder van de latere koning Albert I. Haar gezelschapsdame is Comtesse Anna de Lannoy (hààr zus, Aline de Lannoy, had dezelfde functie voor de koningin)

23.02.1903 | DURENDAL

‘Nous en parlerons la semaine prochaine’, schreef G.S. een week eerder in ‘le Vingtième Siècle’ en hij is een man van zijn woord.
24.02.1903 | LE VINGTIÈME SIÈCLE

24.02.1903 | L’INDÉPENDANCE BELGE

Om de triomfantelijke ‘terugkeer’ van Jef Leempoels in het circuit af te ronden, dit stukje dat op het einde van de maand in de Parijse editie van ‘the New York Herald’ verschijnt.
27.02.1903 | THE NEW YORK HERALD, Paris edition

Het voornaamste nieuws uit dit item is de (summiere) beschrijving van het doek van Imbart de La Tour. Eindelijk krijgen we een idee van hoe Leempoels hem portretteerde. Het lijkt erop dat hij het ‘officiële portret’ van de zanger gemaakt heeft. Waarschijnlijk in rok, terwijl hij zijn belangrijkste aria repeteert en dus iets minder flamboyant dan de zwaard-zwaaiende Wagneriaanse held van de promo-foto’s.
Dankzij de informatie in bovenstaande artikels krijgt ruim de helft van de tentoongestelde werken een naam:


*Het laatste werkje in de lijst is het zelfportret dat Leempoels schilderde in 1895, het kleine ‘bijou’ dat bij Charles Tardieu erg in de smaak viel en door ‘Spérato’ een ‘spirituelle miniature’ genoemd werd.
Dit schilderijtje van 10 x 11 cm groot (zonder kader) is op 4 december 2023 verkocht bij veilinghuis ‘Millon’ in Etterbeek voor 1200 euro (de schatting vooraf was 200-300 euro).
In de tweede jaarhelft geeft ‘Onze Kunst’ een overzicht van het voorbije voorjaar. Later zijn ze niet altijd even enthousiast over Jef Leempoels, maar in 1903 kan er nog een woordje van lof af.
Oktober 1903 | ONZE KUNST

Er is goed nieuws voor wie zich inmiddels afvroeg hoe het met de in 1899 opgerichte ‘pensioenkas voor artiesten’ gaat… De opbrengst van de jaarlijkse soirée in ‘De Munt’ was alvast uitstekend
08.04.1903 | LE PETIT BLEU DU MATIN

In Parijs heeft de aanvaardingsjury haar selectie gemaakt tussen de honderden ingezonden werken…

. . . waarna Ludovic Bachet zijn drukpersen in de rue de l’Abbaye 12 in Parijs in gang gezet heeft voor de nieuwe ‘Catalogue Illustré du Salon de la Société Nationale des Beaux-Arts’.

Jef Leempoels stuurt drie werken die een paar weken voordien nog op zijn intieme Cercle-tentoonstelling hingen; en niet toevallig de drie die afgelopen maand in de Belgische pers behoorlijk in de smaak vielen. Benieuwd hoe de Parijse recensenten reageren...
15.04.1903 | LE SOLEIL

15.04.1903 | LE PETIT JOURNAL

Dezelfde positieve commentaren lezen we de volgende dagen ook in diverse andere kranten: ‘l’Éclair’, ‘La Gazette’, ‘le Vingtième Siècle’, ‘l’Univers’, ... 'Modèle au repos' is dan ook volkomen terecht afgebeeld in het overzicht dat Maurice Hamel en Arsène Alexandre publiceren over de ‘Salons de 1903’.

Net als de vorige jaren heeft de uitgever dit werk vrijwel meteen in het Engels laten vertalen en het in een oplage van 200 luxe-exemplaren aangeboden in New York. Dat ligt wellicht mee aan de basis van de populariteit die Jef Leempoels de komende jaren te beurt zal vallen aan de overkant van de Atlantische Oceaan.
Een week nadat Franse recensenten uit hun dak gaan voor een naakte rug, zijn twee van Leempoels’ werken te bezichtigen op de vijfde ‘Biennale van Venetië’, die opnieuw uitpakt met een fraaie poster.

‘Rêverie’ kennen we inmiddels. Het ‘Rustieke Interieur’ heeft Leempoels geschilderd in een boerderijtje in Aarschot en beeldt een oude vrouw aan de haard af, met een ketel boven het vuur.
De italiaanse schilder Mazzini Beduschi wijdt in zijn ‘Arte Contemporanea’ een hoofdstuk aan ‘Interieur- en kostuumschilders’ en daarin vinden we dit stukje over Leempoels op de Mostra:

Vrij vertaald: ‘Een schilder die we in zijn Rustiek Interieur noch herkenden, noch vermoedden, is Jef Leempoels. Het is de eerste keer dat we interieurs van deze originele Belgische schilder zien: we hadden zeker niet gedacht dat hij ons een interieur met een Nederlands karakter zou aanbieden.’

In België is er niets nieuws onder de zon; met de ‘Triënnale van Brussel’ in het verschiet, rommelt het weer in kunstenaarsland. ‘Het Laatste Nieuws’ vertelt er meer over:
12.05.1903 | HET LAATSTE NIEUWS

Het gehakketak houdt het merendeel van de kunstredacties op hun qui-vive en nieuws verschijnt onder veelzeggende koppen zoals ‘Nos artistes s’amusent’, ‘La lutte électorale pour le prochain Salon’ of ‘Suffrage universel des artistes’. Maar dan begint het moddergooien pas goed.
Op 19 mei pakt ‘Journal de Bruxelles’ uit met de resultaten van de stemming in Brussel.
19.05.1903 | JOURNAL DE BRUXELLES

Twee dagen later publiceert ‘Le Matin’ het nieuws dat Gilsoul zich terugtrekt en het mandaat aan Leempoels laat. Ook in de ballotage bij de beeldhouwers tussen Jef Lambeaux en Julien Dillens, trekt de eerstgenoemde zich terug. In Antwerpen zijn er ook nog twee tie-breaks en de krant roept op om daar hetzelfde verstand aan de dag te leggen als in Brussel.
Enige verpozing komt er dankzij de ‘IVe tentoonstelling van de Belgische Aquarellisten en Pastellisten’ in het ‘Musée Moderne’, waar Jef Leempoels – en dat was blijkbaar een verrassing voor sommigen – opvallend aanwezig was.
29.05.1903 | LE PETIT BLEU DU MATIN

Dat ‘zeer interessante werk’ krijgt in andere dagbladen een naam: ‘Jour du Cuivre/Kuischdag’.
09.06.1903 | LE VINGTIÈME SIÈCLE

Net voor de zomervakantie vergaderen de kunstenaars nog eens over de aanstaande Salon in Brussel; ze benoemen een jury en Jef Leempoels gooit twee belangrijke punten op de onderhandelingstafel:
26.06.1903 | HET HANDELSBLAD

Enige reserve op dit laatste voorstel lezen we de dag nadien in ‘Het Laatste Nieuws’:
27.06.1903 | HET LAATSTE NIEUWS

‘Le Soir’ pareert die opmerking diezelfde dag al in een artikel over hetzelfde onderwerp.
27.06.1903 | LE SOIR

Om dit hoofdstuk helemaal af te ronden... Het heikele agendapunt op de vergadering in ‘Café de la Résidence’ een paar maanden eerder ‘Mogen juryleden ook tentoonstellen’ is duidelijk van de baan. Een groot deel van de juryleden heeft zijn werk(en) al netjes geselecteerd, weet ‘l’Indépendance belge’ veertien dagen voor de opening van het Salon te vertellen. En Jef Leempoels stuurt twee naakten en een stilleven dat vorig jaar in Luik te zien was, schrijven ze. Het gaat dus over ‘Bibelots’.
Dat laatste strookt niet helemaal met onderstaand fragment uit de catalogus; maar hier is een plausibele uitleg voor. We hoeven niet te twijfelen dat de redacteur van ‘l’Indépendance’ wel degelijk het stilleven gezien heeft op de sneak preview voor journalisten.

Het was niet abnormaal om tijdens een Salon een tweede, derde, ... versie van de catalogus te drukken, als de verkoop goed liep. Dat stelde de organisatoren ook in staat om veranderingen aan te brengen. Laattijdig binnengebrachte werken er uiteindelijk toch nog in; verkochte werken eruit (als het reglement tenminste toestond dat de koper die meenam). Mogelijk was het gewoonweg een last minute change van Leempoels die de lovende commentaren voor zijn ‘Jour du cuivre’ nog even wil rekken. De bibelots zijn dus terug naar de Van Moerstraat gebracht, of intussen verkocht. Het werk zat alleszins niet in de veiling van 1963, wat dat laatste aannemelijker maakt.
21.08.1903 | L’INDÉPENDANCE BELGE

Interessant is het stukje over de aanpassing die Leempoels gedaan heeft aan zijn ‘Modèle au repos’. Waarom hij dat gedaan heeft is niet meteen duidelijk, maar het moet gebeurd zijn in de luttele weken tussen het einde van de Salon de Paris en de start in Brussel.

Of is het misschien een ander schilderij? Een kopie voor een liefhebber die het origineel niet meer kon kopen? Leempoels heeft het niet dikwijls gedaan, maar het is wel degelijk gebeurd. Alleen is die kopie dan niet opgenomen in zijn ‘memorandum d’atelier’, zoals hij met de andere wel gedaan heeft.
Er is enkel een zwart/wit versie beschikbaar van beide versies: links de ‘Parijse’ / rechts de ‘Brusselse’. De reactie van de recensent van ‘l’Indépendance’ is begrijpelijk: ‘Nous n'oserions pas affirmer que la pose de la figure y ait gagné en logique.
Dat weerhoudt andere recensenten alvast niet om collectief in katzwijm te vallen voor dit werk: ‘un nu superbe, étalant des formes impeccables’ (Le Peuple); ‘un morceau d’adroite virtuosité’ (Le Soir); ‘un nu remarquablement charpenté et modelé dans les pâtes’ (Le Réforme); ‘C’est l’un des nus les mieux traités que j’aie vus.’ (Métropole) en ‘certainement une des meilleures toiles du salon’ (Le Carillon).
Om het hoofdstuk ‘Brussel’ af te ronden, geven we nog even de voltallige jury, zoals die in de catalogus staat.
Onderaan staat Paul Lambotte, door de regering aangeduid als secretaris; de man aan wie Jef Leempoels eerder dit jaar zijn persoonlijke uitnodiging stuurde

Op vrijdag 4 september gaat in het ‘Théatre du Parc’ het toneelstuk ‘Chérubin’ in première. Het is een blijspel, geschreven door Francis de Croisset (aka. Franz of Francis Wiener) en vertelt het verhaal van de dienstbode van Figaro op het feest voor zijn 17e verjaardag.
In zijn zondagseditie brengt ‘l’Éventail’ verslag uit van deze avond. Het is blijkbaar een voorstelling uit een langere serie, georganiseerd door de krant ‘Gil Blas’. Het stuk leest alweer als een who’s who van de Brusselse elite aan het begin van de 20e eeuw.
06.09.1903 | L’ÉVENTAIL

En of ‘Chérubin’ succes had… minder dan twee jaar later hebben Henri Caïn en Francis de Croisset het stuk herwerkt tot een opera, waarvoor Jules Massenet de muziek schrijft. Tot in de jaren ’90 van vorige eeuw werd het stuk met succes opgevoerd.

NB. Franz Wiener was de zoon van Jacob Wiener, graveur van munten en medailles én van de eerste Belgische postzegels met het beeld van Leopold I. Senator Sam (Samson) Wiener, die ook aanwezig was, is een broer van Franz Wiener-de Croisset.
Tenslotte is er nog de inventaris van kunstwerken in het ‘Stedelijk Museum van Leipzig’. Daar hebben ze de eerste versie van ‘In de kerk’. De beschrijving geeft aan dat het gaat om de afbeelding van ‘zwei Sträflinge’ (twee gedetineerden). Anderen hebben inderdaad ook geopperd dat het werk in de landloperskolonie van Wortel of Merksplas gemaakt is; maar in zijn persoonlijk memorandum schrijft Leempoels dat de jongeman links de ‘atelierjongen Camille’ is, die hij wel eerder als model gebruikt heeft. Dan is de kans vrij groot dat het werk gewoon in zijn studio gemaakt is, of op de academie.
Hoe dan ook, een goed werk verdient een goed verhaal! Se non è vero, è molto ben trovato!


Comments