top of page

1913

Writer: :: valentijn :::: valentijn ::

Updated: Feb 13


Op donderdag 16 januari meldt het weekblad ‘Pourquoi Pas’ – op zijn eigen manier – dat de Franse regering een werk van Jef Leempoels aangekocht heeft voor het ‘Musée du Luxembourg’.

16.01.1913   |   POURQUOI PAS

 

Er is een document ‘Archives des musées nationaux Musée du Luxembourg et musée national d'art moderne (série L) - Répertoire numérique n° 20144785’, dat (alle?) schenkingen en aankopen opsomt, maar het werk van Leempoels staat daar niet in vermeld. De ‘Danseuse de corde’ van Henri Thomas is wel degelijk aangekocht door de Franse staat. De afbeelding is terug te vinden via de zoekfunctie op de website van het Centre Pompidou.

 

In januari staat in de muntschouwburg ‘Roma’ op het programma; de opera met muziek van Jules Massenet op een libretto van Henri Cain. Net als een maand eerder voor ‘Chant de la Cloche’, haalt de recensent van ‘l’Éventail’ alles uit de kast om zeker niemand te vergeten in zijn overzichtslijstje. Opnieuw staat Leempoels als allerlaatste in het rijtje; de lijstduwer als het ware.

19.01.1913   |   L’ÉVENTAIL


links: Massenet en Cain  -  rechts: affiche voor ‘Roma’
links: Massenet en Cain  -  rechts: affiche voor ‘Roma’

 

Het bericht in ‘l’Éventail’ maakt gewag van vele zwarte avondjurken ‘opgelegd door de rouw van het Hof’. Het gaat dan om een - inmiddels verdwenen - initiatief n.a.v. het overlijden van een lid van de koninklijke familie. Op officiële gelegenheden werd men geacht zijn medeleven te betuigen door zwarte kleding te dragen.

Maria van Hohenzollern-Sigmaringen, Gravin van Vlaanderen en moeder van Koning Albert, is op 26 november 1912 overleden en op 30 november begraven. Mogelijk was de 'opgelegde rouwperiode' op 19 januari nog van kracht volgens het toen geldende protocol.



In Wenen loopt intussen de ‘Jahresausstellung’ van het ‘Künstlerhaus’, waar Leempoels’ ‘Fleurs Aimées’ de nodige indruk maakt. Of misschien zeggen we beter: ‘de nodige ophef veroorzaakt’?

 

Het is niet duidelijk waar A.F.S. (in de ‘Neue Freie Presse’), Friedrich Pollak (in ‘Der Morgen’) en Friedrich Stern (in het ‘Neues Wiener Tagblatt’) aanstoot aan namen. Wanneer noem je een werk ‘met hoerenzalf geglazuurd’?

16.03.1913   |   NEUE FREIE PRESSE

 

24.03.1913   |   DER MORGEN, WIENER MONTAGBLATT

 

10.04.1913   |   NEUES WIENER TAGBLATT

 Wat stoort de Oostenrijkers? De witte rozen, die traditioneel in een bruidsboeket horen? De manier waarop de meisjes elkaars hand(en) vasthouden? Is dat een variant van de vrijmetselaarshanddruk? Is het de manier waarop ze naar elkaar kijken? Misschien gaat het om een vorm van ‘hineininterpretierung’ en ziet men in Wenen een allegorische voorstelling in het werk die de brave Leempoels niet bedoelde. Of zelfs niet vermoedde... In the end, it’s all in the eye of the beholder…

 

Hopelijk heeft Leempoels zich die commentaren niet té erg aangetrokken want er zijn ook positieve klanken te horen. Hoe dan ook, hij zal dit werk in 1915 en in 1917 drastisch herwerken.

27.05.1913   |   DEUTSCHES VOLKSBLATT

 

In Parijs trekt het ‘Salon de la Société Nationale’ zich weer op gang, met positieve commentaren voor Leempoels’ twee aanwezige dames, zijn ‘Liseuse’ en ‘Après la soirée’.

15.04.1913   |   LA GAZETTE DE FRANCE

 

15.04.1913   |   LA LANTERNE

 

26.04.1913   |   COMŒDIA


‘La Liseuse’ heeft het inderdaad erg goed gedaan als postkaart. ‘Après la soirée’ is voor zover bekend nooit in druk verschenen.


Ruim een week later vinden we – niet onverwacht – ook nog een lovende kritiek in de ‘Neue Freie Presse’ uit Wenen. Max Nordau laat zijn vriend Jef Leempoels nooit in de steek.

06.05.1913   |   NEUE FREIE PRESSE

 

In mei moeten we naar Nederland. Daar organiseert de ‘Larensche Kunsthandel’ een ‘Belgische Salon’ in Amsterdam.  Halfweg april blikt ‘De Maasbode’ al vooruit op wie er aanwezig zal zijn.

19.04.1913   |   DE MAASBODE

 

De ‘Larensche Kunsthandel’ werd in 1905 in Laren opgericht door Nico van Harpen (1858-1931). Hij specialiseerde zich in Nederlandse hedendaagse kunst en behartigde in de eerste plaats de belangen van in Laren wonende schilders, die werkten in de traditie van de impressionisten en de Haagse School. De kunsthandel speelde een grote rol in de toename van de export van schilderijen uit Laren, en een van de grootste klanten was kunsthandelaar Vose in Boston.

In de herfst van 1907 kwam er een ‘bijhuis’ aan de Herengracht in Amsterdam, waar regelmatig verkooptentoonstellingen plaats vonden. De nadruk op Larense kunstenaars nam langzaam af en in 1917 moet de oorspronkelijke zaak in Laren sluiten door toegenomen concurrentie en het opdrogen van de handel met de Verenigde Staten. De Amsterdamse zaak blijft nog lang bestaan onder de naam ‘Maatschappij voor Beeldende Kunsten’. De eerste jaren na de oorlog zijn magere jaren voor de kunsthandel en op 1 januari 1922 gaat de maatschappij in liquidatie.

 

Eigenaardig genoeg was er in 2022 nog een website van 'De Larensche Kunsthandel' online. In feite was het niets meer dan een landingspagina met daarop de afbeelding van ‘Terugkeer van de Kudde, Laren’ van Anton Mauve. In 2024 is dan alles verdwenen. Had iemand soms een revival gepland?

Het Stadsarchief van de Gemeente Amsterdam biedt het volledige archief van de jaren 1909-1921 ter inzage aan op het internet en wij krijgen op die manier een unieke inkijk in het reilen en zeilen van de zaak : https://archief.amsterdam/inventarissen/details/95/path/2.15  Daarin zijn alle documenten aanwezig: briefwisseling met de kunstenaars, met de transporteurs, met kopers en handelaars,...

Sectie 27 handelt over de ‘Belgische verbroederingssalon, 1913’ en bevat liefst 234 documenten, voornamelijk briefwisseling met de kunstenaars. Het voorlaatste document in die reeks is het antwoord van Jef Leempoels op de uitnodiging van N. Van Harpen om deel te nemen aan zijn salon.

 

Het verhaal begint met de scans 3, 4 en 5 die – netjes handgeschreven – de kunstenaars opsomt, hun adres, de ingezonden werken, de datum van aankomst in Amsterdam, en de transporteur die instaat voor het (retour)transport naar België, in dit geval ‘Maison Mommen’ uit Brussel.


Maison Mommen was eind 19e eeuw een begrip in Brussel. Felix Mommen heeft zijn gebouwen in Sint-Joost-ten-Noode laten optrekken tussen 1874 en 1894. Het was niet alleen een fabriek waar canvas gespannen werden, werken ingelijst en kleuren gemalen. Mommen verhuurde ook kamers en ateliers aan een aantal (beginnende) schilders en had een ruimte voor het tentoonstellen van hun werk.

De Mommen-etablissementen werden al snel dé ontmoetingsplaats voor artistiek en literair Brussel. Een grote groep (jonge) kunstenaars heeft zijn eerste stappen gezet in de ateliers van Maison, zowel degene die naam maakten, zoals Xavier Mellery, Constantin Meunier, David en Peter Oyens, Félicien Rops, Théo Van Rysselberghe, Emile Verhaeren, Rik Wouters, Emile Wauters,... als de grote groep die zo goed als onbekend is bij het grote publiek, .

En de geest van Felix Mommen inspireert tot de dag van vandaag een nieuwe generatie artiesten om in de oude ateliers te komen werken.

 

Terug naar Laren: scans 65 en 66 vormen samen een handgeschreven biografie van Jef Leempoels.

 

Scans 67 en 68 zijn het bericht van Leempoels die Van Harpen inlicht dat zijn werken onderweg zijn met zijn eigen transporteur. Hij laat ook weten dat hij op de opening aanwezig zal zijn én dat hij de kans te baat neemt om zijn vrouw het ‘interessante land’ te kunnen tonen.


 Scan 99 is deel van het overzicht waarop de vraagprijzen voor de ingediende kunstwerken vermeld staan; om een onbekende reden zijn die slechts de helft van wat Leempoels vroeg in zijn antwoord aan Van Harpen.

 

Scans 175 en 176 vormen het lijstje waarop N. Van Harpen afgevinkt heeft wie er toegezegd heeft.

 

Eigenaardig in de hele rits brieven en briefjes is de reactie van Richard Baseleer in scans 113/114. Hij begint met de woorden: ‘Die Belgische Tentoonstelling wordt een belachelijke geschiedenis’. Verder maakt hij allusie op een ‘strijd tussen Vlaamse een Waalse kunstenaars’ en heeft hij het over een gesprek met (Theo) Neuhuys, de (ex-)zakenpartner van Van Harpen en hun ‘vaneen gaan’...

 

Op 13 mei verschijnt een eerste, vrij lange commentaar op de salon in ‘De Maasbode’.

13.05.1913   |   DE MAASBODE

  

Op zaterdag 24 mei verschijnt er zelfs een anderhalve pagina lang overzicht in ‘De Kunst – Een Algemeen en Geïllustreerd Weekblad 

24.05.1913   |   DE KUNST


De inleiding is veelzeggend en de auteur – die zijn stuk trouwens niet ondertekent – gaat in hetzelfde elan verder in zijn individuele besprekingen. Een paar voorbeelden:

Leempoels zal in zijn tijd meteen begrepen hebben dat hij geen complimenten kreeg voor z'n werk. 'Peinture Bogaerts' was een reproductiebedrijf voor schilderijen en portretschilderijen met hoofdvestiging in Boxtel (NL). Het bedrijf werd in 1880 opgericht in 's-Hertogenbosch door Henricus Adrianus Bogaerts, die zijn eigen, gepatenteerde techniek ontwikkeld had. Bogaerts was minstens tot in 1938 operationeel.

Het lijkt er trouwens op dat Richard Baseleers opmerking nog steek houdt. Al ligt het duidelijk minder aan de tegenstelling ‘Vlaams/Waals’ dan aan het verschil ‘Belgisch/Nederlands’...

 

 

In de loop van april 1913 organiseert de schilder/kunsthandelaar Frédéric M. Vermorcken de ‘Troisième Exposition L’Art Belge’ in Casa Witcomb. Hij heeft 77 werken van Belgische kunstenaars meegebracht: van Carpentier, de Wit, Cassiers, Franck, Dierckx, Leempoels, Flasschoen, Delaunois, e.a.

In ‘La Institucionalización Del Arte En Rosario, 1917-1945’ zegt Pablo Montini dat die tentoonstelling plaatsvond in Buenos Aires. Volgens Leonardo Simonetta en Horacio Zapata in ‘Alta cultura, distincion publica y memorias burguesas en el prisma de la modernidad’, een studie over kunst en kunst-verzamelaars in Argentinië in het begin van de 20e eeuw, ging die door in Rosario (een alternatieve vestiging van de Galerias Witcomb in Buenos Aires).

De rode draad in beide werken is de carrière van Juan Bautista Castagnino, industrieel en kunstenaar uit Rosario die ‘Le garçon d’atelier’ op die bewuste tentoonstelling kocht. Montini specifieert dat het aangekocht werd voor de som van 1600 pesos.

 

 

Op 1 juni 1913 vermeldt ‘l’Éventail’ onder de titel ‘Déplacements et villégiatures des abonnés de l'Eventail’ de namen en (tijdelijke) verblijfplaatsen van al hun abonnees. Het is alsof men op die manier vrienden en bekenden op de hoogte hield van vakanties of verhuizingen van winter- naar zomerverblijf. In het afgebeelde fragment is het niet te zien, maar verderop in de lijst duiken nogal wat bekende badplaatsen en kuuroorden op, zowel in binnen- als buitenland.

01.06.1913   |   L’ÉVENTAIL

 

Volgens zijn memorandum schilderde Leempoels in de loop van 1914 vijf landschappen, waarvan ‘De Wilg / Le Saule’ het meest bekende is. Hij geeft daarbij aan dat ze geschilderd zijn ‘bij Vleugels in Sint Job’. Is het mogelijk dat hij zich vergist? Zou het kunnen dat hij ze afgewerkt heeft in 1914, maar dat hij eraan begonnen is in de zomer en het vroege najaar van 1913?

Dankzij het voorgaande berichtje uit ‘l’Éventail’ weten we dat Jef en Georgette begin juni naar Sint Job getrokken zijn. Op 19 oktober verschijnt een gelijkaardig berichtje dat vertelt dat ze terug thuis in Elsene zijn.

 

Dan zijn er twee vragen die om verduidelijking vragen:

  1. ‘Waar waren ze precies gedurende die vier en een halve maand?’

  2. ‘Wie was Vleugels?’


Het antwoord op de eerste vraag ligt m.i. voor de hand: ze waren niet erg ver van huis! Volgens mij is ‘Sint-Job’ niet het voor de hand liggende Sint-Job-in-'t-Goor, in de Kempen, maar Sint-Job in Ukkel; op dat ogenblik nog een rustige, landelijk plek aan de buitenrand van Brussel.

De onderstaande postkaart van ed. Nels (serie 11 - n° 105) geeft een zicht uit de hoogte op Sint Job en toont op de achtergrond een gelijkaardig glooiend landschap, afgezoomd met bomen, dat ook op het schilderij te zien is (en niet echt Kempens aandoet).

 

Andere postkaarten van Sint-Job tonen vijvers en véél bomen. De bomen aan de vijver van het kasteel doen zelfs aan de afgebeelde wilg denken… Met deze beelden voor ogen zijn de overige titels van de werken die hij daar schilderde - ‘Coin de parc’, ‘l’Etang’ en ‘la Passerelle’ - ook vrij herkenbaar. En ‘la Vestibule’ zal wel duiden op een plek in hun tijdelijke verblijf.

 

Nog een reden om het kortbij te zoeken: vanuit Sint-Job was Jef vrij snel terug in Elsene als de architect of de aannemer hem nodig had. De echte reden voor de korte verhuis ligt voor m.i. voor de hand: het was in Elsene even niet leefbaar met de bouwwerken voor de nieuwe studio die naast het woonhuis aangebouwd werd.

 

 

Op 1 juni 1913 is in het Münchense 'Glaspalast' de 11e tentoonstelling van de 'Secession' van start gegaan. Die loopt tot eind oktober en Jef Leempoels heeft ‘Au jardin’ ingestuurd. Waarschijnlijk was dat een veiligere keuze voor het conservatieve, katholieke Beieren dan zijn ‘Fleurs aimées’ die eerder dit jaar de Oostenrijkers zo op stang joeg. Spijtig genoeg is het gissen naar de reacties, want behalve zijn naam in de catalogus, is er momenteel nergens een review te vinden die het over Leempoels heeft.

 

In de loop van het najaar meldt Leempoels plichtsgetrouw de bouw van zijn nieuwe studio aan zijn vrienden in Amerika. In november krijgt hij daarop opnieuw een korte inlassing in American Art News.

15.11.1913   |   AMERICAN ART NEWS

 

Die ‘unusual praise’ voor ‘Liseuse’ en de al even succesvolle publicatie van het werk als postkaart, heeft Leempoels ertoe aangezet om hier ook een copyright op aan te vragen. De aanvraag dateert van 15 mei, maar wordt pas officieel gepubliceerd in de ‘Catalog of copyright entries’ van november.

 

Het atelier dat in 1913 rechts van het woonhuis werd opgetrokken (nr. 168) is intussen al weer gesloopt. Het was – net als het woonhuis van Jef Leempoels uit 1905 – een ontwerp van Albert Huvenne, de architect die in Elsene meerdere huizen in eclectische stijl ontwierp.

Het meest tot de verbeelding sprekende complex van zijn hand is wellicht de rij van acht opbrengsthuizen aan de Brouwerijstraat, die hij ontwierp voor koffiebrander Lambrechts. Vandaag hebben die huizen nog altijd de huisnummers 32 tot 78 en bij een aantal zijn grote delen van de originele elementen bewaard, als is er van de kleurcontrasten op het oorspronkelijke plan nog weinig te bespeuren in de werkelijkheid..

 

Een tip voor wie de omgeving waar Jef en Georgette Leempoels woonden eens rustig wil verkennen: je vindt goede wandelgidsen op deze site : http://erfgoed.brussels/ontdekken/publicaties/rondleidingen/a-la-carte



 
 
 

Recent Posts

See All

Comments


​+     +     +     +     +     +    +     +

Een speciale vermelding is er voor Dr. Alfons Leempoels (1917-2024), Paula Leempoels en Staf De Keyser;
zij verdienen een hartelijke en warme "dankuwel" voor hun welgekomen bijdrage aan het tot stand komen van deze monografie.

+     +     +     +     +     +    +     +

Disclaimer:

To my best knowledge, all information and images used on this site are in the public domain or sourced from sites that grant researchers exemption from all royalties for the use in scientific and academic publications. If - despite my best intentions - you think you are entitled to certain rights, please inform me by e-mail. I will take appropriate action a.s.a.p.

​"Vers l'idéal" is intended for informational purposes only. While I strive for accuracy, I cannot guarantee that all content is completely up-to-date, correct or error-free. Please verify any information before relying on it.

bottom of page