
Een jaar na zijn succesvolle doortocht in de ‘Galerie Royale’ is Jef Leempoels opnieuw te gast bij Albert Breckpot, voor een volgende tentoonstelling die twee weken zal duren.
03.04.1918 | MESSAGER DE BRUXELLES

Ondanks de precaire situatie in Brussel verschijnt het nieuws een paar dagen later in een Berlijnse krant.
06.04.1918 | NORDDEUTSCHE ALLGEMEINE ZEITUNG

11.04.1918 | LA BELGIQUE

. . .

14.04.1918 | MESSAGER DE BRUXELLES


16.04.1918 | GAZET VAN BRUSSEL

17.04.1918 | LA BELGIQUE

E.A. Seemann in Leipzig is een bekend uitgever van kunstboeken en –tijdschriften. In april 1918 gaat hun ‘Meister der Farbe’ zijn 11e jaargang in. De ‘Württembergische Landeszeitung’ prijst deze publicatie warm aan bij haar lezers.
18.04.1918 | WÜRTTEMBERGISCHE LANDESZEITUNG


21.04.1918 | VLAAMSCH LEVEN


VLAAMSCH LEVEN, met als ondertitel ‘Zelfstandig Vlaamsch-Geïllustreerd Weekblad’, verscheen in Brussel van 3 oktober 1915 tot 20 oktober 1918.
Het blad werd stond achtereenvolgens onder redactie van Octaaf Steghers (jaargang 1, okt. 1915 - okt. 1916) en Willem Gijssels (van okt. 1916 tot het einde). Het bevatte, naast proza en talrijke liederen, ook de eerste gedichten van toenmalige jongeren, zoals Gaston Burssens, Marnix Gijsen, Alice Nahon, en Paul van Ostaijen.
Het blad was voor de Vlaamse beweging van belang door zijn beschrijvende artikelen over ‘grote Vlamingen’ en door bijdragen van flamingantische, veelal activistische inspiratie, zoals die van Achilles Mussche en August Remouchamps over de vernederlandsing van de universiteit van Gent, over de kampen in Duitsland, over de taalgrens, over Frans-Vlaanderen, enz.
Op dinsdag 12 november kopt ‘La Nation Belge’ triomfantelijk ‘C’EST LA VICTOIRE!’. Duitsland heeft de wapenstilstand getekend…


De oorlog is dan wel officieel ten einde, maar de ontreddering in heel Europa is nog ontzettend groot. Honderdduizenden ontheemden doolden rond, op zoek naar een manier om terug ‘thuis’ te geraken.
De ‘Spaanse Griep’ waart in alle hevigheid rond: een pandemie die, als ze eindelijk uitgewoed is, meer slachtoffers eiste dan vier jaar oorlog. De economie en de landbouw zijn volledig ontregeld. Begin 1919 berekent men dat de Belgische begroting gestegen is van 800 miljoen tot 9 à 10 miljard. Er zijn ruim 700.000 werklozen voor wie men een oplossing zoekt. Het is nog niet meteen feest…
Een zoektocht in het krantenarchief van de KBR met de woorden ‘Exposition’ en ‘Tentoonstelling’ voor de periode t/m juli 1919 levert dan ook bitter weinig resultaten op. Ze zijn er wel: een tentoonstelling van ‘konijnen en pluimgedierte’ (Antwerpen), ‘landbouwmachines’ (Brugge), ‘nieuwe aantrekkelijkheden in den tuin’ (Jette), ‘krijgstuig’ (fort Merksem), ‘plannen voor de wederopbouw onzer steden’ (Egmontpaleis), ‘foto’s van de fotodienst van het leger’ (Brussel), ‘uitvindingen’ (Brussel), enz.
Kunsttentoonstellingen zijn er amper, afgezien van een aantal goedbedoelde initiatieven met lokale kunstenaars (bv. werk van Joe English in Brugge), met werk van expats (Belgische kunstenaars in Parijs en in Den Haag), met ‘kunst die gered werd uit oorlogsgebied’ (in Le Havre). Tegelijk publiceert men ook een erg lange lijst met werken die spoorloos verdwenen zijn. Even in herinnering brengen dat ‘Réconfortées’ van Leempoels op 26.08.1914 verloren ging bij de beschieting van het stadhuis van Bergen.


Het onderstaande is een poging om te reconstrueren hoe het Jef en Georgette Leempoels in deze vijf oorlogsjaren vergaan is. Het voornamelijk gebaseerd op informatie uit Leempoels’ eigen inventaris/catalogus, krantenartikels en informatie die achteraf mondjesmaat beschikbaar wordt. Het hoeft dus niet expliciet gezegd dat het voor een deel speculatie is.
1914 – Tot juli loopt alles vrij vlot, met succesvolle tentoonstellingen her en der, maar met opvallend weinig nieuw werk. Twee om precies te zijn: ‘Dans la procession’, het eerste werk uit zijn processie-trilogie en een portret van zijn vrouw, geschilderd in april.
En ja, in zijn memorandum staan ook de vijf landschappen waarvan hij zelf zegt ‘geschilderd bij Vleugels in Sint-Job - 1914’, maar zoals in '1914' aangehaald, is het waarschijnlijker dat die in de zomer of het vroege najaar van 1913 gemaakt werden. Mogelijk zijn ze in de loop van 1914 nog verder afgewerkt.
Met de inval van het Duitse leger in augustus valt alles stil, de musea sluiten en ook de galeries houden de deuren even gesloten. En het lijkt of Leempoels ook even zijn penselen opzij legt.
1915 – is een vrij rustig jaar waarin Leempoels zich thuis ophoudt. Hij schildert tien nieuwe werken; bijna een per maand. Daarnaast heeft hij een aantal van zijn oudere werken kritisch bekeken en ruim een dozijn heeft hij lichtjes geretoucheerd; andere heeft hij grondiger herwerkt.
Sommige werken krijgen een facelift, zoals ‘Au Jardin’, waar hij de achtergrond van een landschap verandert in een huisje of ‘Mon frère et moi’, waarop hij beide personages nieuwe kleren geeft, er een stoel bij zet en de achtergrond herwerkt.
Andere werken verknipt hij simpelweg om te dienen als basis voor een nieuw werk, zoals ‘Joannes de Doper’ die deel gaat uitmaken van de triptiek ‘Le Créateur, son Messie et son Prophète’ of ‘Au Printemps’ dat in verkapte vorm terug opduikt als ‘À la plage’ en een nieuwe ‘Au Printemps’
Werken die een (grondige) make-over kregen zijn ‘La Dame à l’éventail’, ‘Gros temps’, ‘Au Matin’, ‘Béguinage en Flandre’, ‘La vieille église de Nieuport’, ‘Jour d’été’, ‘Entrée desaffectée de l’église du Sablon’ en ‘Fleurs Aimées’. De aanpassingen aan zijn ‘Jesus Christus’ uit 1897 zullen hem uiteindelijk toch niet aangestaan hebben; dat werk heeft hij in 1915 eigenhandig vernietigd.
1916 – Zijn retoucheerwerk gaat onverminderd door: ‘Prière du matin’ en ‘Liseuse’ krijgen allebei nieuw behang. Verder maakt hij 14 nieuwe werken waaruit blijkt dat hij nooit erg ver van huis geweest is. Vermoedelijk lag ‘Le Home’ van april 1914 nog ergens op de salontafel en hebben de vier foto’s hem geïnspireerd. Hij schildert in februari en maart drie interieurs: ‘Coin de mon home’, ‘Coin de ma salle à manger’ en ‘Intérieur chez moi’, samen met een stilleven met witte rozen.
Voor drie stillevens met bloemen – ‘Roses Waddell’, ‘Glaieuls’ en ‘Fleurs et porcelaine’ – geeft hij uiterst precies aan op welke dagen hij die geschilderd heeft. Tussen 18 en 28 augustus.
Vanaf september zet hij zich dan aan de ezel voor een aantal nieuwe tableaux, waaronder het tweede deel van zijn processie-triptiek, ‘Au milieu de la procession’ en ‘l’Enfant Roi’.
Volgens mijn inschatting heeft Jef Leempoels in deze periode uitvoerig aan zijn ‘mémorandum d’atelier’ gewerkt. Mogelijk heeft hij een reeds bestaand werkboek (of meerdere boekjes) aangevuld en gecorrigeerd. Vanaf dit moment worden zijn beschrijvingen gedetailleerder, de vraagtekens en het woord ‘ongeveer’ bij de afmetingen verdwijnen, een aantal oudere werken duiken in zijn nummering op tussen nieuwere. Het is net alsof hij zich plots werken herinnert die voordien aan zijn aandacht ontsnapt waren, of schetsen die hij na jaren vergetelheid terugvindt in zijn atelier. Bv. ‘Enfant rêvant’, een studie uit 1891 voor zijn ‘Vision cruelle’ die nr. 81 krijgt, net na het nieuwe ‘Au printemps’ (79) en ‘À la plage’ (80) die hij uit zijn oude versie van ‘Au printemps’ gerecycleerd heeft.
1917 – begint met een geslaagde tentoonstelling bij Breckpot. De impact daarvan zal na februari nog wel een tijdje doorgewerkt hebben, met journalisten over de vloer, brieven schrijven en fanmail beantwoorden, bezoekjes afleggen, …
Uit zijn catalogus leren we dat hij verder met de regelmaat van een klok een nieuw werk aflevert ; een per maand tussen maart en oktober. Twee stillevens, twee portretten, twee aquarellen en vijf schilderijen, waaronder ‘Au Salut’ waarop zowel zijn moeder (tweede van rechts) als zijn vrouw (derde van links) in de achtergrond figureren. Ze liepen waarschijnlijk toch in huis rond en hadden tijd om te poseren…

Qua retoucheerwerk kunnen we nog eens vier werken vermelden : ‘A mes chers parents’, ‘Portrait de ma sœur Louise’, ‘Jeune fille’ en – nog maar eens – ‘Fleurs aimées’ dat na deze ingreep 5 personages telt, i.p.v. de oorspronkelijke twee.
1918 – is een eigenaardig jaar ; het is het op twee na productiefste jaar uit zijn carrière, met 15 tableaux, twee landschappen en twee interieurs in het najaar. Die laatste vier dateren allemaal van oktober en zijn gemaakt in Wijnegem en omgeving. In 1917 heeft Leempoels Mevr. Meeus geschilderd en dat is de echtgenote van de toenmalige eigenaar van ‘Distillerie Meeus’ in Wijnegem. Mogelijk hebben die Jef en Georgette uitgenodigd voor een kort verblijf, even weg uit Brussel en mogelijke acties door het afdruipende Duitse leger.
Opvallend zijn de 9 schilderijen die hij in juni en juli in het ‘hospice’ maakte. Dat is het ouderlingenhuis van de ‘Zusterkens der Armen’ (les Petites Sœurs des Pauvres) aan de Hoogstraat in Brussel.

De eerste gedachte die opkomt is natuurlijk: Jef Leempoels is noch arm, nog ouderling… wat deed hij dan regelmatig in die instelling op een goed half uur wandelen van zijn huis in de Amerikaansestraat? Heeft zijn moeder – inmiddels 77 jaar – er een tijdje verbleven? Is ze gestruikeld? Arm of heup gebroken en dus een tijdje hulpbehoevend?
Het is uiteindelijk wachten tot mei 1920, voor meer uitleg. Dan verschijnt een stukje in ‘l’Événement Illustré’ met de volgende zin: ‘La guerre aussi — au moins par ses conséquences — lui a fourni le sujet d'une série de tableaux évoquant la vie des réfugiés français hospitalisés dans une maison de secours à Bruxelles.’
Jef Leempoels bracht in juni en juli 1918 blijkbaar regelmatig een bezoekje aan Franse vluchtelingen die in de ‘hospice’ ondergebracht waren. De oorlog zat op dat ogenblik in een beslissende fase en die mensen hadden wellicht eerstehands informatie over de situatie aan het continu verschuivende front. Van de nood een deugd makend, schildert Jef Leempoels dan iedere week een ander hoekje en andere personages: de ateliers met schoenmakers, die met kleermakers, de naaisters die sokken herstellen, de waskelder, de tuin waar de oudjes wat rondkuieren…
PS: twee andere werken op de lijst, ‘Le Thé’ van mei 1918 en ‘La Lettre’ van juni 1918, zijn geen nieuwe werken. Het zijn kopies van zijn eerdere werken uit 1908, in een kleinere uitvoering.

Ik ben er mij van bewust dat het een manke vergelijking is - vijf jaar oorlog tegenover twee jaar lockdown door Covid, zoals we die in 2020-2022 meemaakten - maar een punt waar ze wel voor opgaat is dat mensen een vrij moeilijke periode, met sterk verminderd sociaal contact en minimale bewegingsvrijheid, zonder al te grote trauma’s kunnen doorstaan. Als ze tenminste zinvol werk om handen, met fantasie en met een passie (noem het een hobby),
Het heeft er alle schijn van dat Jef Leempoels niets te kort gekomen is qua zinvol werk en passie. Het gebrek aan sociale contacten, culturele manifestaties en - ook voor hem en Georgette - het gebrek aan (lekkere) dingen waar ze voordien ongetwijfeld van konden genieten, zal hem waarschijnlijk een stuk zwaarder gevallen zijn.
Om daar iets van te horen moeten we naar juli 1919 springen, wanneer ‘American Art News’ een brief van Leempoels krijgt en daar een gedeelte van publiceert.

Comments