
Leempoels stuurt zijn ‘Madelon’ naar Parijs; dezelfde als die van het vorige ‘Lentesalon’ in Brussel, maar met een andere titel. De Fransen hebben duidelijk een zwak voor knap geschilderde naakte ruggen, want dit schilderij maakt nog meer emoties los dan ‘Rustend Model’ een aantal jaren geleden...

12.04.1921 | L’ŒUVRE

17.04.1921 | BONSOIR

17.04.1921 | LE CRAPOUILLOT

26.04.1921 | LE TEMPS

29.04.1921 | PETIT BLEU DE PARIS


Op 1 mei 1921 stuurt Jef Leempoels nogmaals een brief naar Sander Pierron. Met een verrassing… een lithografie van een vroeg werk. Omdat hij zo uitdrukkelijk naar 1892 verwijst, zou dat wel eens een afbeelding van ‘Vision’ kunnen zijn. Leempoels hield erg veel van dat werk en had thuis ook ingekaderde kopie hangen.

Op de briefomslag staat deze keer geen adres; enkel de aanduiding E/V (en ville). De kans is groot dat Jef Leempoels het pakje zelf is gaan deponeren bij Pierron omdat hij absoluut zeker wilde zijn dat het in perfecte staat afgeleverd werd.
01.05.1921 | ELFDE BRIEF AAN SANDER PIERRON


Op 7 mei gaat in het ‘Palais des Fêtes’ (Parc de la Boverie) de eerste na-oorlogse ‘Salon Triennal de Liège’ van start. Hij loopt tot 26 juni. De inleiding laat eerst nog vermoeden dat Jef Leempoels niet uitgenodigd werd, maar hij is er wel degelijk bij.
09.05.1921 | LA NATION BELGE


‘Als het in Parijs regent, druppelt het in Brussel’: de Franse kranten circuleren duidelijk ook op de Belgische redacties waar men ze tot in de kleinste details ontleedt. De kop ‘NOS ARTISTES À L’ÉTRANGER’ ligt waarschijnlijk binnen handbereik in het bakje van de letterzetter.
10.05.1921 | LA NATION BELGE

21.05.1921 | LE SOIR

In Brussel start intussen het 8e Lentesalon en ‘La Nation belge’ maakt hier handig gebruik van om het uitblijven van een degelijke infrastructuur voor (kunst)tentoonstellingen nog even aan te kaarten.
29.05.1921 | LA NATION BELGE

29.05.1921 | LA LIBRE BELGIQUE

‘Vooruit’ is een krant voor het werkvolk. Dat merk je meteen als je de volledig in oneliners geschreven kritiek van hun kunstredacteur vergelijkt met de academische commentaren uit de Brusselse kranten.
02.06.1921 | VOORUIT


04.06.1921 | L’ÉTOILE BELGE

12.06.1921 | LE SOIR


Halfweg juni verschijnt in diverse kranten bovenstaande advertentie waarin J. Fiévez de verkoop aankondigt van de volledige kunstcollectie van wijlen Charles-Léon Cardon, schilder, kunstverzamelaar, oud-voorzitter van de ‘Commission directrice du Musée royal de Bruxelles’. Met andere woorden ’the right man in the right place’ om opportuniteiten te zien passeren (en ervan te profiteren).
Het hele verhaal rond die collectie heeft sinds Cardons overlijden op 5 september 1920 op diverse niveaus behoorlijk wat emoties losgemaakt. Zo zou de man - bij leven en welzijn - stellige beloftes gedaan hebben dat hij een aantal van zijn werken aan Belgische musea zou schenken. Tot er plots die onverwachte bekendmaking kwam dat er geen testament was. Ingewijden fluisterden dat ‘een paar neven’ de heleboel liever te gelde wilden maken.
Aangewakkerd door de smeuïge verhalen die de ronde deden en het aantal ‘oude meesters’ op de lijst was de belangstelling voor deze veiling enorm. Tijdens de drie kijkdagen verdrongen potentiële bieders, kunstliefhebbers, en andere nieuwsgierigen zich op de Oratoriënberg in Brussel. Op de verkoopdagen zelf, was het niet minder druk. De eindafrekening van de verkoop liep dan ook op tot 2.133.820 frank, een hallucinant bedrag.
Maar… er was meer aan de hand.
‘Het Handelsblad van Antwerpen’ is slechts één van de vele kranten die deze veiling dag na dag volgt en becommentarieert. Haar verslaggever ter plaatse is niet de enige die laat uitschijnen dat er toch iets niet helemaal in de haak is. Een veelzeggend fragment uit het artikel van dag 2:
30.06.1921 | HET HANDELSBLAD VAN ANTWERPEN

Wie meegeteld heeft, weet intussen dat er niet minder dan 18 ‘Rubens’ op de lijst staan… En dan is er nog die ‘Vermeer van Delft’ die aan de onwaarschijnlijk lage prijs van 950 frank verkocht wordt! Een dag later schept de krant meer duidelijkheid, na een voorzetje van Charles Bernard in ‘la Nation belge’.
01.07.1921 | HET HANDELSBLAD VAN ANTWERPEN


Waar ‘het Handelsblad’ het in simpele termen over heeft, is wat vandaag door zo goed als iedereen gekend onder de Engelse term ‘provenance’, dat omschreven wordt als: een eigendomsbewijs van een kunstwerk of een ander voorwerp, gebruikt als gids voor authenticiteit of kwaliteit.
Het eerste werk van Rubens dat genoemd wordt, de ‘Piëta’, is sinds 1992 in bezit van het Getty Museum, dat het tegenwoordig ‘The Entombment’ (de Graflegging) noemt.
Het museum vermeldt de provenance ervan als volgt op zijn website:
by 1651 - Gaspar de Haro y Guzmán, 7th marqués de Eliche Carpio 1629 - 1687 (Madrid, Spain) Source: Provenance Index: Carpio inventory (record 609),1651 Madrid inv. no. 146.
Artaria and Co. (Vienna, Austria)
1868 - Count Paul Pavlovitch Demidoff, prince of San Donato1839 - 1885 (San Donato (near Florence), Italy) [sold, Demidoff sale, Pillet, Paris, April 18, 1868, lot 13.]
1868 - Blanche Cachin (Paris, France)
1912 - Marquise Landolfo Carcano (Paris, France) [sold, Landolfo Carcano sale, Lair-Dubreuil, Paris, May 30, 1912, lot 172.]
1921 - Charles Léon Cardon, died 1920 (Brussels, Belgium) [sold, Cardon sale, Fiévez, Brussels, June 27, 1921, lot 96.]
1992 - Private Collection [sold, Christie's, London, December 11, 1992, lot 61 through Otto Naumann, Ltd., New York, to Alfred Bader Fine Arts.]
1992 - Alfred Bader Fine Arts (New York, New York) sold through Otto Naumann, Ltd., New York, to the J. Paul Getty Museum, 1992.
Jef Leempoels is gefascineerd door ‘provenance’ en wat hij liefst zou zien is een sluitend systeem dat de kunstwereld in staat stelt om de traceerbaarheid van alle kunstwerken transparant en correct te onderbouwen. Hij spreekt daar al langer over en zijn idee is ongetwijfeld verder gerijpt tijdens de oorlog. Vanaf nu gaat hij zijn ideeën met volle overtuiging uiteenzetten en verdedigen. Tot op de hoogste niveaus.

Volgens onderstaand artikel in ‘La Nation belge’ van 14 juni, werd de bezoekers in Luik gevraagd om zes werken aan te duiden die hun voorkeur wegdroegen. Met de stemmen van 827 kunstliefhebbers geteld, ging de eerste plaats naar een pastel van Georges Brasseur. Leempoels eindigt op de vierde plaats met ‘Vlaanderen en Wallonië’. Dat is de nieuwe titel van zijn ‘Sœurs de Douleur’ of de titel van zijn ‘nieuwe Sœurs de douleur’, want het doek is helemaal verknipt en herwerkt.
En kijk eens onderaan het artikel… ‘Le Secret’ is ook bij de genomineerden, wat Leempoels de enige artiest maakt die tweemaal in de lijst staat.
14.06.1921 | LA NATION BELGE

Op 31 juli opent de ‘Salon de Tournai’ de deuren; de ‘Cercle Artistique’ is aan zijn 32e editie toe. ‘La Meuse’, ‘Le Peuple’ en ‘Courrier de l’Escaut’ publiceren allemaal hetzelfde stukje.
17.07.1921 | COURRIER DE L’ESCAUT

Eind oktober organiseert ‘l’Œuvre des Artistes’ een tentoonstelling in Luik, onder de titel ‘La Jeune Fille et l’Enfant’. De expositie vindt plaats in de foyer van de ‘Conservatoire Royal de Musique’, waar ook een aantal concerten rond hetzelfde thema doorgaan.
26.10.1921 | LA MEUSE

01.11.1921 | LA WALLONIE

Het is niet duidelijk welk(e) werk(en) Leempoels ingezonden heeft, maar de opmerking in ‘La Wallonie’ doet vermoeden dat het om iets in de stijl van ‘Les Mouettes’, ‘Idylles’ of ‘Tendres aveux’ zal gaan.

Vanaf november maakt ‘Le Soir’ bijna dagelijks publiciteit voor zijn speciale, jaarlijkse kersteditie, die in 1921 voor de eerste keer opnieuw verschijnt na de oorlog. Het is een verzameling (onuitgegeven) verhalen en verzen, zwart-wit tekeningen, en losse prenten in kleur. Die laatsten werden altijd op stevig papier gedrukt en waren een gewild verzamelobject om in te kaderen. Leempoels’ ‘In de processie’ zit in de selectie.

24.11.1921 | LE SOIR


Tussendoor houdt Jef Leempoels nog een opendeur in zijn atelier in de Amerikaansestraat. ‘Le Soir’ is de enige die daarover bericht, en daardoor lijkt het alsof het opnieuw een evenement ‘enkel op uitnodiging’ is. De redacteur van ‘Le Soir’ stond alleszins op het lijstje van invités...
30.11.1921 | LE SOIR

We hebben intussen al een paar keer gelezen dat Jef Leempoels en zijn collega’s problemen hadden met malafide praktijken: hun werk werd zonder voorafgaand overleg of toestemming gebruikt voor eigen profijt, nagemaakt, tentoongesteld, en zelfs als ‘echt’ verhandeld. En wat hen nog meer stoort… kunsthandelaars verkopen werken met (hoge) winsten waarvan de kunstenaars geen cent zien.

Na de oorlog – met het grote aantal verdwenen kunstwerken dat nog vers in het geheugen – wordt het thema ‘artistieke eigendom’ opnieuw volop aangekaart, zowel door kunstenaars als door beleidsmakers.
25 juni worden er in België twee wetten gestemd; een eerste die – omwille van de oorlog – de eigendomsrechten met 10 jaar verlengt (tot 1924) en een tweede die het ‘volgrecht’ moet regelen. Beide wetten kwamen er vooral door de inspanningen van toenmalig Minister van Cultuur, Jules Destrée (inderdaad, de man die we ons vooral herinneren van ‘Sire, er zijn geen Belgen’).
Op 23 september 1921 tekent de koning een besluit met de titel: ‘Toepassing van de wet van 25 juni 1921, waarbij een recht gelegd wordt op de veilingen van kunstwerken, ten gunste van de kunstenaars die de verkochte werken maakten.’ Twee weken later, op 11 november 1921 wordt dat besluit gepubliceerd in het Staatsblad, waardoor de wet meteen ook officieel van kracht wordt.
De Nederlandse tekst van het besluit luidt als volgt:

De ‘Cercle Artistique et Littéraire’ wijdt hier in december 1921 twee meetings aan; een eerste met een jurist, die het nieuwe wettelijke kader rond het volgrecht komt toelichten; een tweede met de ondervoorzitter van het Parijse ‘Syndicat Artistique’, die uitlegt hoe en waarom artiesten voor hun belangen moeten opkomen.
Het stuk dat op 22.12 hierover in ‘Le Soir’ verschijnt is vrij lang, maar het loont de moeite om het te lezen. Het artikel is voor ons verhaal van belang omdat het gevolgd wordt door een deel van een brief van Jef Leempoels, die zijn idee van een paspoort voor kunstwerken uiteenzet. Een idee dat hij lange tijd zal bijschaven en verdedigen, ook over de landsgrenzen heen.
22.12.1921 | LE SOIR



* De zin ‘On connait l’histoire de cette façade de Horta, avenue Louise, ‘remaniée’ par un ancien ministre des sciences et des arts.’ in het bovenstaande artikel verwijst naar het oude ‘Hotel Roger-Verstraete’, dat in 1901 door Horta gebouwd werd in opdracht van Charles Roger. De opeenvolgende eigenaars hielpen vervolgens het originele uitzicht om zeep. Paul Verstraete liet het gebouw in 1909 eerst met een extra verdieping uitbreiden en daarna liet oud-minister Édouard Descamps de façade van Horta vervangen door een ‘meer passende’ Beaux-Arts gevel.
Ook toen al werd – met klem maar tevergeefs – geprotesteerd tegen het teloorgaan van Horta's werk.
Hieronder staan drie verschillende voorbeelden die een idee geven hoe een kunstwerk (al dan niet begrijpelijk en volgens de regels) geïdentificeerd wordt.

Links een vroeg werk van Leempoels, zonder enig herkenningsteken van zijn hand.Het zal vooraan wel gesigneerd zijn, maar een handtekening namaken is voor vervalsers geen enkel probleem. Aan de achterkant zit onderaan een handgeschreven etiketje met zijn naam, geboortedatum en woonplaats en de titel van het werk: ‘In der Kirche’. Dat briefje is hoogstwaarschijnlijk door een klerk aangebracht op een tentoonstelling ergens in Duitsland. Als identificatie is het zo goed als waardeloos.
In het midden is Leempoels’ ‘Canal de Flandre’, handgesigneerd op de rugzijde door de artiest zelf, wat al iets meer zekerheid geeft over de ‘afstamming’, maar nog altijd geen garantie op echtheid biedt.
Rechts een voorbeeld van een topwerk ‘Madonna en kind’ van Sano di Pietro, dat in de loop der jaren op diverse manieren geïdentificeerd is: door musea, experts, restaurateurs, cadreurs, veilinghuizen, ...
Dat is wat Leempoels in zijn brief bedoelt met ‘pour les œuvres classées dans les musées, on peut, en général, avoir confiance’, want al die merktekens/authenticaties zijn ergens genoteerd en raadpleegbaar voor wie het werk wil (ver)kopen.
Vandaag maken die ‘waarmerken’ – samen met andere aan- en verkoopdocumenten – deel uit van wat ‘provenance’ genoemd wordt: de onbetwistbare herkomst van een kunstwerk of een antiek voorwerp en zijn opeenvolgende eigenaars.
In de archieven van het koninklijk paleis (KPR) bevindt zich een map met briefwisseling tussen Leempoels en de persoonlijke secretaris van koningin Elisabeth, baron de Traux de Wardin. Het lijkt erop dat het tussen beide heren niet helemaal botert: Leempoels noemt de baron consequent ‘de Trauw’ en deze schrijft zijn naam altijd als ‘Lempoels’.
Op 13 december 1921 is er een lange brief van Leempoels aan de Traux met de vraag of de koningin zo vriendelijk zou willen zijn om zijn atelier te bezoeken. Zoals we gewend zijn, voegt Leempoels zijn geloofsbrieven toe…
13.12.1921 | UITNODIGING AAN KONINGIN ELISABETH


Om het jaar af te ronden: eind 1921 verschijnt, bij Uitgever Martinus Nijhoff in ‘s Gravenhage, het standaardwerk van Pol de Mont ‘De Schilderkunst in België van 1830 tot 1921’. Op pagina’s 112-114 van dit ruim 250 pagina’s tellende werk, in het hoofdstuk getiteld ‘De schilders van het hedendaagsche volksleven’ heeft hij een paragraaf gewijd aan Jef Leempoels, waarin hij ook een flink aantal van zijn werken met een Nederlandstalige titel vermeldt.



Comments