
Jef Leempoels wordt dit jaar 57 jaar en hij is nog vrij actief. In het voorjaar maakt hij 6 portretten; in het najaar nog 3 andere en een tableau. Begin juli neemt hij de tijd om in de natuur te gaan schilderen en later die maand zit hij in Venetië.
Verder is hij nog altijd betrokken bij de verdere uitbouw van het ‘Nationaal verbond van Kunstschilders en Beeldhouwers’ waarvan nu ook provinciale afdelingen bestaan. En hij is aanwezig op diverse sociale evenementen en vieringen voor gelijkgestemde kunstenaars.
Op nieuwjaarsdag publiceren o.a. ‘Het Laatste Nieuws’, ‘Het Volk’, ‘De Standaard’ en ‘De Gentenaar’ een lange brief van voorzitter A. Trealliw (Arthur Willaert) en secretaris P. De Keyser van het NVKSB. Die hebben eindelijk de kans gekregen om in gesprek te gaan met de minister en leggen hun bedoelingen nog eens netjes uit in de eindparagraaf van hun open brief.
01.01.1924 | DE STANDAARD

Arthur Willaert (1875-1942) was een van de drie schilderende Willaert-broers uit Gent: naast Arthur zijn er ook nog Raphaël Robert, de landschapsschilder en Ferdinand, bekend van zijn stadsgezichten.
Arthur koos eerst voor een loopbaan in de muziek, maar op aansporen van zijn broers werd hij een verdienstelijk landschap- en marineschilder. Om niet de zoveelste Willaert te zijn, tekende hij met zijn familienaam achterstevoren gespeld, zoals hier te zien is op ‘De Rotsen bij Santa Cristina’

06.01.1924 | DE STANDAARD

Dat de schrijver van bovenstaand stukje er – 60 jaar na datum – de Nederlandse staatsman Jan Roelof Thorbecke nog eens bijhaalt, heeft te maken met het geanimeerde debat dat zich in 1862 in de Nederlandse ‘Tweede Kamer’ ontspon n.a.v. de aangehaalde uitspraak. Thorbecke verduidelijkte dat later door te zeggen: ‘De kunst is geen regeringszaak, in zoverre de Regering geen oordeel, noch enig gezag heeft op het gebied der kunst. Dit is de zin waarin ik gesproken heb.’
Dat standpunt dat impliceert dat men moet vermijden om ‘staatskunst’ te propageren werd in 1982 – nog eens 60 jaar later – opnieuw aangehaald door toenmalig minister van Cultuur Elco Brinkman, bij de aanstelling van een aantal nieuwe leden van de ‘Raad voor Kunst’.
23.01.1924 | DE GENTENAAR


Het maandblad waar ‘De Gentenaar’ naar verwijst, wordt wel degelijk gedrukt en verdeeld. Helemaal ‘kosteloos’ is het echter niet; de prijs is 1,00 fr per exemplaar, het verschijnt 6x per jaar en een abonnement kost 10,00 fr. Daar zal waarschijnlijk de postzegel en een stukje ‘vrijwillige steun’ bij zitten.
Het ‘Mundaneum’ in Mons bezit negen exemplaren van het ‘Bulletin des Artistes / Bulletijn der Beeldende Kunstenaars’. Naast het ‘Propagandanummer’ van 1924 zijn er ook nog twee reguliere uitgaven uit 1925; vier uit 1928 en twee uit 1929.
Het propagandanummer uit 1924 bestaat uit 12 pagina’s en slechts twee onderwerpen: een oproep van ‘Het Verbond’ die eindigt met de onderstaande strijdvaardige paragraaf en de volledige redevoering van Jean Delville in het Frans en het Nederlands.

Op de redactie van ‘De Schelde’ in Antwerpen is er iemand die een abonnement op ‘Vers l’Idéal’ van Jef Leempoels genomen heeft. En die heeft in de laaste editie iets gelezen dat hem niet helemaal bevalt. Antwerpen voelt zich – voor de zoveelste keer – achteruitgesteld door Brussel.
24.01.1924 | DE SCHELDE

Op 27 januari schrijft Jef Leempoels nog eens een brief aan baron de Traux met de vraag of koningin Elisabeth zo vriendelijk zou willen zijn om zijn atelier te bezoeken. De mislukte poging van twee jaar geleden ligt hem duidelijk nog op de maag en dus haalt hij alles nog eens aan om de secretaris ertoe te bewegen zijn invloed aan te wenden.
27.01.1924 | BRIEF VAN LEEMPOELS AAN BARON DE TRAUX

Het is einde januari, en net als in 1922 heeft de Traux veel werk – of laat opzettelijk wat tijd verlopen – en redigeert op 7 februari de vraag van Leempoels in een nota aan koningin Elisabeth.
07.02.1924 | NOTA VAN DE TRAUX AAN KONINGIN ELISABETH


Iemand heeft met potlood ‘oui’ genoteerd, onderaan de brief, net boven de datum. Waarschijnlijk is dat het handschrift van Elisabeth; zij heeft de brief ook geparafeerd op het eerste vel, bovenaan.
In een tweede handschrift – waarschijnlijk van de Traux – is er dan nog ‘renvoi’ bijgeschreven, en ‘le rappeler…’ met verder 2 lijntjes onleesbare tekst.
Een derde handschrift vermeldt ‘Attelier Leempoels et Jeffereys’ (sic). Dat komt mogelijk van de persoon die de archivering verzorgde. Misschien zat een andere brief, van Jack Jefferys, de beeldhouwer, vlak hierachter en heeft de archivaris in eerste instantie gedacht dat beiden een geheel vormde. ‘Jeffereys’ is dan doorgehaald.
08.02.1924 | ANTWOORD VAN DE TRAUX AAN LEEMPOELS

Het KPR heeft verder geen documenten over deze nieuwe vraag van Leempoels. Er is dus ook geen bewijs dat koningin Elisabeth ooit ‘l’Initiation’ is gaan bekijken in de studio aan de Amerikaansestraat.
‘Art & Décoration’, het weekblad van Louis Collignon zit nog altijd in zijn eerste jaargang. Hij heeft een rubriek met de titel ‘Tribune Libre’, waar o.a. Jean Delville dankbaar gebruik van maakt om de verantwoordelijken van de Beaux Arts aan te pakken. In dit geval Fierens-Gevaert die volgens hem grove fouten gemaakt heeft in zijn keuze van kunstenaars die naar Rome mochten gaan.
30.01.1924 | ART & DÉCORATION

01.02.1924 | POURQUOI PAS ?

De beloftes die ‘Het Verbond’ gemaakt heeft in het propagandanummer van het ‘Bulletin der Beeldende Kunstenaars’ blijken geen loze bewoordingen; ‘Het Verbond’ doet ook wat het zegt... En dat heeft resultaat, zo valt op te maken uit onderstaand rubriekje in ‘La Nation belge’.
16.02.1924 | LA NATION BELGE

Het is 20 februari 1924 en ‘Art et Décoration’ pakt op de linkerbovenhoek van zijn voorpagina uit met een triomfantelijk bericht.
20.02.1924 | ART ET DÉCORATION

Op pagina 2 van hetzelfde nummer van A&D verschijnt een artikel van ‘un artiste fédéré’. Het is een reactie op het stukje in ‘Pourquoi Pas!’ van 1 februari.

Wat de ‘artiste fédéré’ waarschijnlijk niet kon voorzien, is dat de ’barytonnant moustique de la Place du Musée’ twee dagen later plots volop in het nieuws zou staan…
22.02.1924 | LE XXe SIÈCLE

Verlant overleed op een gespreksavond in het Hotel Errera, de woning van advocaat en hoogleraar Paul Errera en zijn echtgenote Isabella Goldschmidt, de gastvrouw van de avond. Paul Errera was in 1922 overleden en Isabella hield de traditie van ‘Woensdagnamiddagbijeenkomsten’ levendig; praatavondjes waar de Belgische elite uit politieke, wetenschappelijke, artistieke en financiële kringen elkaar ontmoette.
Verlant was schrijver en kunsthistoricus en heeft het grootste deel van zijn carrière op het Departement voor Schone Kunsten doorgebracht. Hij werd directeur in 1899, directeur-generaal in 1906, en inspecteur-generaal in 1921. Hij was lid van de ‘Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten’ en lid van het directie- en beheerscomité van de Koninklijke Musea van België.
Samen met Hyppolite Fierens-Gevaert (van origine een operazanger) is hij de boeman van de ‘Artistes Peintres et Sculpteurs’ die het niet pikken dat ‘litteratoren’ de dienst uitmaken bij ‘Schone Kunsten’. Het is dan ook precies dat duo dat kop van jut was op het eerste verbondscongres in Gent, in 1923.
Het overlijden van Verlant zet een en ander in beweging. ‘Une vive sensation’ noemt ‘le Journal de Bruxelles’ het. In tegenstelling tot de meeste kranten en magazines die de grote woorden bovenhalen om de aflijvige te bewierroken, zijn hier ook meer kritische kanttekeningen te lezen.
26.02.1924 | LE JOURNAL DE BRUXELLES

Het laatste zinnetje van de openingsparagraaf in het artikel van de journalist ‘CLEN.’ laat al vermoeden dat er bij de ‘peintres et sculpteurs’ iets broedt...
02.03.1924 | L’INDÉPENDANCE BELG

De daaropvolgende dagen gaat het leven zijn normale gangetje. De ene dag hebben de artiesten wat om zich over op te winden...
09.03.1924 | LA NATION BELGE

...de andere dag zitten ze allemaal samen om te feesten, zoals op het banket voor Jules Adler, een leeftijdsgenoot van Leempoels. Adler was Fransman en schilderde vooral werkende mensen en hun strijd tegen armoede en onrecht. Louis Vauxcelles gaf hem daarom de titel ‘le peintre des humbles’
15.03.1924 | L’INDÉPENDANCE BELGE


Bij het zien van bovenstaande schilderijen is meteen duidelijk waarom Leempoels een van zijn grote Belgische bewonderaars is. ‘Gros Temps au large, matelots d’Étaples’, waar de vissersvrouwen bang aan de kade staan te wachten en ‘Armistice’ waar de vreugde om het einde van de oorlog te voelen is, zijn werken die hij waarschijnlijk zelf had willen schilderen.
Het is intussen duidelijk dat het overlijden van Ernest Verlant een hot topic was in het (Brusselse) kunstenaars-milieu. De krantencommentaren worden bij elke gelegenheid druk becommentarieerd, maar het zijn Jef Leempoels en Jean Delville die verwoorden wat er leeft. Ze publiceren allebei een kritisch artikel waarin ze Verlant stevig op de korrel nemen. Delville deed dat op 19 maart in ‘Art et Décoration’ van Louis Collignon. Jef Leempoels in ‘Vers l’Idéal’, zijn eigen tweewekelijks magazine. Het betreffende nummer van ‘Vers l’Idéal’ is nog niet opgedoken; het stuk van Delville is wel beschikbaar.

19.03.1924 | ART & DÉCORATION

. . .

. . .

De volgende dagen lijkt het alsof er geen vuiltje aan de lucht is... Begin april is carnavalstijd en een dosis humor op tijd en stond kan wonderen doen. Daarom vinden we iedereen terug op de jaarlijkse ‘revue’, waar ze allemaal een spiegel voorgehouden krijgen en waar aartsvijanden – op het podium dan toch – heel even goede vrienden worden.
04.04.1924 | LE SOIR


Maar dan barst het los... De aanval ‘post mortem’ door Delville en Leempoels, veroorzaakt ruime consternatie in artistieke kringen en het is Robert Sand die de kat de bel aanbindt in ‘Arts et Lettres d’Aujourd’hui’ van 6 april.
Voor de duidelijkheid: Robert Sand is jurist, schrijver en uitgever en getrouwd met Louise Danse, zelf ook artieste en bekend voor haar etsen. Louise is de dochter van Auguste Danse (graveur) en Adèle Meunier (zus van Constantin en Jean-Baptiste). De kritiek op het artikel van Leempoels en Delville komt dus uit eigen, artistieke hoek! En Sand is snoeihard voor de twee..
06.04.1924 | ARTS ET LETTRES D’AUJOURD’HUI

. . .

. . .

. . .

. . .

08.04.1924 | LA NATION BELGE

Het lijkt alsof het tussendoortje in Brugge alles met de mantel der liefde gaat bedekken, maar net als Leempoels en Delville dachten dat de ruzie binnen de beperkte lezerskring van enkele intellectuele bladen bleef, mengt ‘le Peuple’ zich in het debat en rakelt een week later de affaire opnieuw op.
13.04.1924 | LE PEUPLE

Het artikel staat op pagina 5, tussen de theaterkalender links, en de uitslagen van voetbal- en bokswedstrijden rechts. Maar dat betekent niet dat het onopgemerkt blijft… Bovendien is het niet ondertekend. En dus kruipen Jef en Jean opnieuw in hun pen voor een wederwoord, wat dan weer resulteert in nog een artikel in ‘Le Peuple’ op 20 april
20.04.1924 | LE PEUPLE



Diezelfde dag verschijnt ook een nieuw nummer van ‘Arts et Lettres d’Aujourd’hui’ waarin Robert Sand het laatste woord krijgt.
20.04.1924 | ARTS ET LETTRES D’AUJOURD’HUI

Daarmee lijkt het incident definitief van de baan. Rest enkel nog de vraag: ‘Wie is de vrouw die over de dood van Verlant « Il est mort en beauté, avec élégance » geschreven heeft?’
Waarom wil niemand haar een naam geven? Het is duidelijk dat Frédéric Denis Jean Delville ervan verdenkt een allusie te maken op een ‘verboden’ of ‘onbekende’ relatie tussen Verlant en de dame in kwestie. Is zij een schrijfster? Schildert ze? Is het Isabelle Goldschmidt?
Drie jaar jonger dan Jef Leempoels en ook oud-leerling van Portaels is de uit Elsene afkomstige Alfred Bastien. In het begin van de oorlog naar Engeland gevlucht, meldde hij zich in 1915 aan als oorlogs-vrijwilliger. Hij werd ingelijfd bij de kunstafdeling van het Belgische leger en in 1917 gedetacheerd bij het 22ste Bataljon van het Canadese leger, waar hij schilderijen maakte van de Canadese troepen die in de buurt van Arras en Passendale vochten.

Het is om dat te gedenken – en mogelijk ook voor zijn 50e verjaardag – dat men voor de man een feestje organiseert in Brussel.
27.04.1924 | LA NATION BELGE

In mei is er de Salon van de National in Parijs, dat dezer dagen te kampen heeft met concurrentie van de ‘Salon des Tuileries’ van o.a. Albert Besnard. En ook in mei gaat in eigen land, in het ‘Parc de la Boverie’, de Luikse triënnale van start.
In Parijs is er ‘Peintre et sa femme’; in Luik maakt ‘Madelon’ nog eens haar opwachting.
01.05.1924 | LE TEMPS

01.05.1924 | JOURNAL DES DEBATS POLITIQUES

15.05.1924 | ECHO DE PARIS

15.05.1924 | L’AVENIR DES HAUTES-PYRÉNÉES

28.05.1924 | L’ŒUVRE


Jef Leempoels heeft dit werk na zijn dood geschonken aan de Brusselse musea. Het bevindt zich vandaag in de reserve van het ‘Broodhuis’, geïnventariseerd onder het nummer K.1967.3/49490. https://collections.heritage.brussels/nl/objects/49490
Intussen heeft Jef Leempoels wel duidelijk gemerkt dat niet alleen zijn successen, maar ook zijn ‘misstapjes’ hem blijven achtervolgen. In de NRC verschijnt een artikel over een grote retrospectieve van Emile Wauters in Brussel. De brave man, intussen ook al 75 jaar, heeft zich bezondigd aan dezelfde verfoeilijke tactiek als Jef Leempoels een paar jaar eerder. Ze zullen het allebei geweten hebben...
31.05.1924 | NIEUWE ROTTERDAMSCHE COURANT

Zoals meestal in de NRC is het artikel niet ondertekend, maar het is niet vergezocht om er de hand van Karel Vande Woestijne in te zien…
De ‘groote museumlappen’ zijn een handelsmerk van Emile Wauters en een daarvan verdient even speciale aandacht. Een werk als ‘Hugo van de Goes in het Rood-Klooster’ (aka ‘De waanzin van Hugo van der Goes’) van bijna 2 op 3 meter mag men dan al een ‘museumlap’ noemen; het is een miniatuurtje in vergelijking met ‘Panorama van Kairo’, Wauters’ ‘magnum opus’ (pun not intended). Dat doek uit 1881 meet 111,7 x 13,4 m.
Het verhaal van dat ‘schilderij’ grenst aan het ongelofelijke.
Tot in 1967 van vorige eeuw was het te zien in het Brusselse Jubelpark. Meer precies: in het ‘Oosters Paviljoen’, een speciaal daarvoor opgetrokken gebouw. Vandaag kennen we dat gebouw beter als ‘de Grote Moskee van Brussel’.
Hoe komt dat? De Saoedische koning Faisal bin Abdoel Aziz bracht in 1967 een officieel staatsbezoek aan België (S.A. wilde wapens kopen en België wilde onderhandelen over olie). Op 22 mei van dat jaar was er de grote brand in het Brusselse warenhuis ‘Innovation’. Die tragedie had Faisal zo aangegrepen dat hij een grote som geld schonk voor de slachtoffers. Als tegengeste schonk Koning Boudewijn hem het – inmiddels al sterk onderkomen – paviljoen voor 99 jaar in pacht. Er kwamen plannen voor een renovatie en conversie in een cultureel centrum, annex moskee, voor de islamitische gemeenschap.

Het doek moest dus plaats ruimen en er was afgesproken dat het KMKG er zorg voor zou dragen. Het werd opgeborgen in het gebouw dat vandaag ‘Autoworld’ is, maar verdween ongemerkt in de daaropvolgende jaren. Tot twee onderzoekers in de jaren ’80 van vorige eeuw alarm sloegen en iedereen vroegen om uit te kijken naar (delen van) het werk.
Die oproep loonde uiteindelijk… bijna 40 jaar later!
In 2021 wilde een ouder Belgisch koppel zijn villa met volledige inboedel in het zuiden van Frankrijk verkopen en daar dook een fragment van 1,15 x 4,3 meter op. Één van de 18 panelen die er ooit waren.


Het centrale deel van ‘Panorama van Cairo’ dat in 2021 op een veiling opdook en zijn plaats in het geheel
Na het propagandanummer van het ‘Bulletijn van Kunstenaars’ verschijnt er minstens nog een nummer van het ledenblad van het NVKSB. Zo vernemen we in juni van ‘La Wallonie’ dat Jef Leempoels opnieuw zijn ‘gouden hart’ toont. In alle discretie. Een soort van 'Wiedergutmachung'?
13.06.1924 | LA WALLONIE

Van zijn memorandum weten we dat Leempoels in juli 1924 in Venetië was, waar hij vijf werkjes schilderde.

Het heeft er alle schijn van dat Jef en Georgette Leempoels in juli vanuit Venetië naar Genua gespoord zijn om daar aan boord te gaan van een schip met bestemming Buenos Aires. De Lloyd Sabaudo baatte die lijn uit en adverteerde met een snelle overtocht in 1e, 2e en 3e klasse op 9 dagen.
Leempoels was bekend (en bemind) in Buenos Aires van zijn verblijf een aantal jaren eerder. Het is dus best acceptabel dat hij daar even is blijven hangen. Er is ook de wat eigenaardige inlassing van het portret van Mrs. Legge in oktober 1924. Dat doet vermoeden dat hij Alexander Legge, de eigenaar van ‘Harvester International’ ergens in de graanvelden van Argentinië tegen het lijf gelopen is. Die heeft hem een foto van zijn overleden echtgenote gegeven met de vraag er een portret van te maken.
Die overzeese trip kan ook zijn afwezigheid in de Belgische pers in het najaar verklaren. Het laatste wat we in 1924 van hem horen staat in een eerder eigenaardig – maar wel leuk – artikel dat begin augustus, onder de titel ‘Conquistadors’, in ‘La Nation Belge’ verschijnt.
De culturele uitwisseling tussen Argentinië en België is een compleet nieuwe richting ingeslagen. Bezieler is de kunstschilder Frederic Marie Vermorcken (1860-1946), uit Elsene, die elk jaar naar Buenos Aires trekt en daar bij Witcomb een tentoonstelling c.q. verkoop organiseert van werk van Belgische artiesten. ‘La Nation belge’ vernoemt ze niet, maar er was ook werk van De Braekeleer, C. Meunier, Jan Verhas, Rosseels, Dierckx en anderen uit de Hollandse en Franse school.

Daarnaast is er nog een bonte bende Belgen die de ‘Cercle Belge’ in Buenos Aires inpalmt: declamator Carlo Liten, ‘Belgiums most distinguished actor’, die de poëzie van Emile Verhaeren, Verlaine en Baudelaire brengt, toneelzanger Armand Crabbé, een gevierde bariton die, samen met de sopraan Angèle Ottein, in Teatro Colón optreedt, biljartwereldkampioen Edouard Horemans, die exhibitiewedstrijden speelt met R. Vargas, een Uruguayaanse biljarter, en tenslotte een zekere Fransquet, een Argentijnse Belg, die de ‘Koning van het Whisten’ genoemd wordt.
07.08.1924 | LA NATION BELGE



Kommentare