De Brusselse editie van de “Annuaire du Commerce et de l’Industrie de Belgique” van 1898 vermeldt iedereen die een beroep uitoefent. Van “abat-jour (fabr.)”, over “doreurs sur bois” en “galoches (fabr) tot “zingueurs”, staan ze er allemaal in.
Zo vinden we o.a. 34 pianostemmers, 23 masseurs, 132 vroedvrouwen en… 335 kunstschilders. En dat enkel en alleen in Groot-Brussel (Brussel Hoofdstad incl. Anderlecht, Elsene, Etterbeek, Koekelbert, Laken, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Noode en Schaarbeek)
Op een volledige pagina, vier kolommen breed, staan ze allemaal; van Alex, A. tot Wytsman, Mme, tweeëntwintig vrouwen – onderverdeeld in 13 Mlle, 3 Mme en 6 Vve – en driehonderdvijftien mannen.

Zelfs als we willen muggenziften en de 21 eruit halen die specifiëren “restaurateur de tableaux”, “professeur”, of “caricaturiste” te zijn, of die aangeven enkel op porselein of email te schilderen. dan nog houden we, naast Jef Leempoels, ruim 300 artiesten over die dingen naar de gunsten van critici, recensenten en het grote publiek.
Wie dan tot het selecte groepje van twee, hooguit drie dozijn behoort die een internationale carrière uitbouwen, dan mag je – op je dertigste – met recht en reden verklaren dat wat je doet, en hoe je het doet, iets te betekenen heeft.
Commentaires