Minstens drie - mogelijk vier - werken van Leempoels zijn tijdens WO II “in verzekerde bewaring” genomen door speciale eenheden van de Duitse bezettingsmacht.

Op een systematische manier plunderden speciaal opgerichte organisaties culturele eigendommen uit elk bezet gebied én uit Duitsland zelf. De focus lag vooral op Joodse eigendommen en er waren regels om te bepalen welke openbare en privécollecties het meest waardevol waren voor het naziregime. Sommige objecten waren bestemd voor Hitlers nooit gerealiseerde Führermuseum, andere gingen naar andere hooggeplaatste functionarissen zoals Hermann Göring, terwijl minder waardevolle dingen zonder veel scrupules werden verhandeld om naziactiviteiten te financieren.
In 1940 werd de ERR opgericht (Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg), met aan het hoofd Alfred Rosenberg. De eerste operationele eenheid, “Dienststelle Westen”, verzorgde de activiteiten in Frankrijk, België en Nederland en was gevestigd in Parijs. Er zijn schattingen dat ruim anderhalf miljoen spoorweg-wagons met “roofkunst” naar Duitsland getransporteerd zijn.
Tegen het einde van de oorlog werd, zowel aan Amerikaanse als aan Russische kant, met man en macht gezocht naar de opslagplaatsen. Die vond men o.a. in de zoutmijnen van Altaussee en Merkers en de kopermijnen in Siegen.

De MFA&A-afdeling (Monuments, Fine Arts, and Archives division a.k.a. “The Monuments Men”) van het Amerikaanse leger ontdekte meer dan 1500 verschillende opslagplaatsen en verzamelde de geroofde kunstwerken en artefacten in centrale verzamelpunten, o.a. in Marburg, München en Wiesbaden.
Om restitutieclaims te onderzoeken, verzamelden de MFA&A-officieren inlichtingen- en ondervragings-rapporten, buitgemaakte documenten en algemene informatie over Duitse kunstroof.
Die informatie is grotendeels gedigitaliseerd en online beschikbaar op de website van de Amerikaanse “National Archives” (archives.gov). Voor wat België betreft zijn er duizenden documenten, waaronder
Belgium Claims, alphabetical: Antoine-Croy
Belgium Claims, alphabetical: Delacroix-Luxembourg
Belgium Claims, alphabetical: Monteau-Wassermann
In het eerstgenoemde vinden we ook informatie terug over de werken die aan Herman Aronstein toebehoorden en door zijn weduwe geclaimd worden.
Op basis van alle geregistreerde claims geeft de Belgische “Service de la Récupération des Œuvres d’Art” op 15 maart 1947 een lijst van 25 pagina’s vrij met alle ontvreemde kunstwerken. Met een 40-tal werken per pagina komen we vlot aan 1000 werken. Hou voor ogen dat het enkel om schilderijen en grafiek gaat. Antieke boeken, meubelen, vazen, enz. staan hier niet bij

Op pagina 12 van die inventaris staan twee werken van Jef Leempoels: het portret van Herman Aronstein en zijn vrouw, resp. geportretteerd in 1905 en 1900. Het is de weduwe Aronstein, Meta Dannenberg, die de claim ingediend heeft. Ze woont op dat ogenblik aan de Montjoielaan in Ukkel.

Echt lijvig mag je het “dossier Aronstein” niet noemen. Naast de twee ingevulde documenten hierboven, is er alleen nog een schutblad en een begeleidend kaartje.

Op het schutblad is boven de naam Aronstein een stempel met het woord “DROPPED” te zien. En dat wordt verder verklaard door het kaartje met dezelfde stempel en drie lijntjes uitleg.

De MFA&A heeft op 28 juni 1948 de opdracht gegeven om geen tijd en moeite meer te investeren in claims die niet door voldoende bewijsmateriaal ondersteund zijn. Die dossiers krijgen de status “inactive”, in tegenstelling tot de “active” die nog rechts boven op het voorblad van de lijst van maart 1947 staat.
Dezelfde documenten zijn vandaag terug te vinden onder de nummers BA630 en BA631 op de website https://lootedart.belgium.be met de handgeschreven aanvulling “procédure suspendue le 4.2.61 (lettre du Bundesamt)”. Het is niet meteen of de opschorting van de procedure betekent dat de werken teruggegeven zijn of dat ze verloren zijn. Daarvoor moeten we die brief van het “Bundesamt” lezen…
Niet vermeld in het originele overzicht van 1947, maar wel aanwezig in de inventaris op de looted art website, is een verdwenen schilderij dat vermeld wordt op het document met het nummer BA 632.
Het was eigendom van Eugène Baie, schrijver en diplomaat, en wordt omschreven als “paysage - maisonnettes flamandes”. Dat werk zou verdwenen zijn uit de woning van Baie toen die onder sekwester stond. Het is niet duidelijk om welke periode het gaat. Ook voor dit werk is de procedure stopgezet, meer bepaald op 26.7.1960, drie jaar voor het overlijden van Baie.

Het gaat zo goed als zeker over het werk 'Maisonnettes flamandes bordant une chaussée' uit juli 1926. Het is het nr 82 in de serie paysages uit Leempoels’ memorandum. Dat heeft de vermelde afmetingen en wordt door Leempoels zelf beschreven als : "Een zonnige morgen. Naar rechts een zandweg tussen begroeide bermen. Het linker gedeelte toont een veld, omboord met houten paaltjes en ijzerdraad. Een herberg met uithangbord en twee andere huisjes langs de kant van de weg. Wat teruggetrokken andere huisjes met rode daken, drie populieren op een lijn steken af tegen de heldere lucht."
Het vierde werk dat mogelijk van Jef Leempoels is, vinden we eigenaardig genoeg terug in de claims van Noorwegen. Op 28 februari 1947 publiceert de “Restitution Branch” een lijst met verdwenen kunstwerken. Onder punt 2. staat dat het overgrote deel van deze schilderijen uit privécollecties stamt.


Het nummer 439 vermeldt een landschap van “Lempoels” met de afmeting 60 x 40 cm.
De foutieve schrijfwijze van zijn naam vinden we vrij frequent terug in diverse publicaties, dat hoeft dus niet te verwonderen. En als we er de catalogus van Leempoels’ werken op naslaan, stemmen de afmetingen 60 x 40 cm perfect overeen met die van een aantal landschappen die hij in 1904 in Canada en de VS schilderde.
Dans les eaux de Newport (1904 - VS)
Quebec, vu de Mastaï (eind juni 1904 - Canada)
Les arbres de la côte (juli 1904 – Massachussetts, VS)
Bosquet d'Arbres à Annisquam (juli 1904 – Massachussetts, VS)
Le bosquet des acacias (juli 1904 – Connecticut, VS)
Le jardin des fleurs (juli 1904 – Massachussetts, VS)
Le sentier rocailleux (1904 – VS)
Arbre défeuillé à Riverdale (juli 1904 – Massachussetts, VS)
De twee laatste behoorden tot de nalatenschap van Georgette en zijn in 1968 verkocht op de veiling in Brussel; "Le Jardin" werd in januari 2025 geveild bij Horta in Brussel. Dat beperkt de keuze tot de eerste vijf in het lijstje. Mogelijk is één van die ooit aangekocht door een Noorse diplomaat in Brussel…

Comments